De volgende zin bevat een vergelijking, een metafoor of een metoniem:
2. ‘Laat deze drinkbeker maar aan mij voorbijgaan’, zei Nick vlak voor het moeilijke proefwerk biologie.
De volgende zin bevat een vergelijking, een metafoor of een metoniem. Vul
de woorden in en benoem de beeldspraak. Leg uit wat met de beeldspraak bedoeld wordt.
2. ‘Laat deze drinkbeker maar aan mij voorbijgaan’, zei Nick vlak voor het moeilijke proefwerk biologie.