Beeldspraak: vergelijking, metafoor en personificatie
Vergelijking: twee dingen die op elkaar lijken (object & beeld).
De inbreker (o) ging er als een haas (b) vandoor.
Metafoor: object wordt helemaal vervangen door het beeld.
Zaterdag moet je die zwijnenstal (b) eens opruimen.
Personificatie: levenloos ding krijgt een 'levende' eigenschap.
Het huis kreunde onder de windvlagen.