11.1 Enzymen

Enzymen en hun functies
1 / 23
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Enzymen en hun functies

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  • 11.1.1 Je kunt de werking van enzymen beschrijven.
  • 11.1.2 Je kunt beschrijven welke rol bacteriën en schimmels spelen bij voedselbederf.
  • 11.1.3 Je kunt manieren noemen waarop voedsel kan worden geconserveerd. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Enzymen
In de cellen vinden allerlei scheikundige reacties plaats waarbij stoffen worden omgezet in andere stoffen. 
Dit heet stofwisseling. Voorbeelden van stofwisseling zijn fotosynthese, verbranding en assimilatie. 
Er zijn speciale eiwitten in de cellen die ervoor zorgen dat dit snel gebeurt. Deze eiwitten heten enzymen. Enzymen zijn specifiek. Dit betekent dat er voor elke reactie één enzym is. Een cel heeft dus veel verschillende enzymen. 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Werking van een enzym
Hiernaast zie je hoe een enzym kan werken. In het bovenste schema zie je hoe het enzym één stof kan splitsen in 2 stoffen. De beginstof past precies op dit enzym. Een andere stof zal er niet op passen. Dit enzym kan dus alleen maar deze stof splitsen. En dat kan het enzym de hele tijd blijven doen. Je hebt dus een klein beetje enzym nodig. 
In het onderste schema zie je hoe 2 stoffen worden samengevoegd tot 1 stof. Ook hierbij raakt het enzym niet 'op'. 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Werking van een enzym
  • Enzymen zijn speciale eiwitten in cellen
  • Ze versnellen scheikundige reacties
  • Ze worden hierbij niet zelf verbruikt
  • Enzymen werken specifiek, wat betekent dat één enzym slechts één reactie versnelt

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Enzymactiviteit
  • Enzymactiviteit is de snelheid waarmee een enzym een reactie versnelt
  • Enzymenactiviteit is afhankelijk van allerlei factoren zoals temperatuur en zuurgraad
  • Als je in een grafiek het verband tussen enzymeactiviteit en iets anders weergeeft heet dat een optimumkromme
  • In een optimumkromme is een minimum (minder dan dat en het enzym werkt niet meer), een optimum (ideaal) en maximum (daarboven werkt het ook niet meer) aangegeven. 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Enzymactiviteit en temperatuur
Beneden de minimumtemperatuur is er geen activiteit. De reactie vind niet plaats. 
Als de temperatuur dan weer hoger wordt begint het enzym weer te werken. En als de temperatuur blijft stijgen werkt het enzym steeds sneller totdat het de optimum temperatuur bereikt. 
Als de temperatuur te hoog wordt dan begint het enzym van vorm te veranderen, begint steeds slechter te werken en uiteindelijk gaat het voor altijd kapot. 
Als dit een menselijk enzym zou zijn, wat is dan de optimum temperatuur?

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Enzymactiviteit en zuurgraad
Alle enzymen werken in sappen (vloeistoffen) bv. in het cytoplasma van cellen, of in de maag, of in de mond (speeksel). Deze vloeistoffen worden gevormd door water + opgeloste stoffen. De opgeloste stoffen geven elke vloeistof een zuurgraad of pH. Zuiver water heeft een neutraal pH (7). Hoe zuurder iets is, hoe lager het pH. Azijn heeft een pH van ongeveer 3 en is zuur. Zeepsop heeft en pH boven de 7 en is basisch. De meeste enzymen werken het best bij een zuurgraad die neutraal is (ongeveer 7). 
Maag
Darm

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

4.1 Voedsel
Thema 4. Voeding en Vertering

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Voedselbederf
Ons voedsel zijn resten van dode organismen.  
Bacteriën en schimmels voeden zich van resten van dode organismen. Hiervoor gebruiken ze ook enzymen. Deze enzymen werken het beste in een vochtige omgeving en bij een optimale temperatuur. Bacteriën en schimmels delen zich op het voedsel en worden er steeds meer.
Voedsel stinkt en ziet er raar uit (bederft). 


Slide 10 - Slide

This item has no instructions



Ziek door de ziekteverwekkende micro-organismen die in besmet voedsel zitten.
Dus je hebt de bacteriën en schimmels opgegeten, deze hebben zich in jouw lichaam gedeeld, tot het er heel veel zijn en ze maken je ziek.
Verschijnselen na 8 uur.


Voedsel waar micro-organismen in zitten die giftige stoffen aanmaken.
Dus je eet niet de bacteriën maar de 'gifjes' die ze hebben gemaakt.
Al na 1 uur (tot 12uur) na het eten ziek worden.

Voedselinfectie

  

Voedselvergiftiging


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Video

This item has no instructions

Bederf   
Wanneer is voedsel bedorven?
- Als er teveel bacteriën (of schimmels) in voedsel zitten. 
Wat hebben bacteriën (of schimmels) nodig om te groeien (zich te delen)?




Dus als we dit weghalen bederft ons voedsel niet of langzamer!
1.Temperatuur
2.Water (vocht)
3.Zuurstof
4.Voeding

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Temperatuur: Koelen en Vriezen
  • Koelen (koelkast) beschermt kort tijd tegen bederven. Bacteriën en schimmels groeien langzamer/.
  • Bij het invriezen -40 graden groeien ze niet meer. 
  • Bij ontdooiing gaat m.o. weer groeien
Voorbeelden: groente, fruit, vlees


Slide 14 - Slide

This item has no instructions




Pasteurizeren: Verhitten tot 72 graden
Bijna alle bacteriën gaan dood (maar niet allemaal!)
De smaak blijft goed
Beperkt houdbaar (in de koelkast bewaren)



Steriliseren: Verhitten tussen 130 - 140 graden.
Alle bacteriën en schimmels worden gedood. De enzymen zijn allemaal onwerkzaam
Langer houdbaar (pas na openen in de koelkast bewaren)
Temperatuur: Verhitten

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Vocht: Drogen

Bacteriën en schimmels hebben vocht nodig om te groeien
Sommige schimmels werken nog wel bij een laag vochtgehalte

Voorbeelden: pasta, cup a soup, kruiden

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Zuurstof
Luchtdicht verpakken - zonder zuurstof kunnen bacteriën en schimmels niet leven. 
Inblikken: Blikken worden luchtdicht afgesloten. 
Vacuüm verpakken: zoals koffie. Lucht wordt uit de verpakking gezogen en daarna luchtdicht afgesloten. 
Eerst verhitten zodat alles dood is. 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Bacteriën en schimmels kunnen niet goed leven in een zure, zoete of zoute omgeving. 

Suiker haalt vocht uit de bacterie en schimmel
Product gaat weer schimmelen als de pot open gaat. Voorbeelden: Jam, appelmoes
Zout: haalt ook het vocht uit de microörganismen. Voorbeelden zijn haring en olijven
Zuur: bv uitjes. (pH gaat omlaag


Voeding: Conserveermiddel toevoegen

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Video

This item has no instructions

Aan het werk! Biologie
Boek Leerjaar 4!!!
Klascode 074448
Wat? 11.1  Enzymen- opdrachten 1 t/m 10
Hoe? Als het bord op rood staat werk je alleen en in stilte.
Als het bord op groen staat mag je fluisterend overleggen met je buurman. 
Heb je vragen? Steek je hand op en ik kom bij je. 
Klaar? Ga verder met je samenvatting!

timer
1:00

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 21 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 22 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 23 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.