This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Rekenen
groep 5
Slide 1 - Slide
De belangrijkste woorden bij verhaalsommen
Slide 2 - Slide
De belangrijkste woorden bij verhaalsommen
Slide 3 - Slide
Wat wordt er gevraagd in de verhaalsom?
Eva en Isa krijgen allebei 3 euro.
Hoeveel euro krijgen zij bij elkaar?
Wat voor soort som?
Eva krijgt nog een euro erbij van haar vader?
Hoeveel euro heeft zij meer dan Isa?
Wat voor soort som?
Slide 4 - Slide
Wat wordt er gevraagd in de verhaalsom?
Op het kamp van groep 8 krijgen de kinderen tomatensoep met gehaktballetjes. Er zijn 3 gehaktballetjes per kind. Er zitten 25 kinderen in de klas. Hoeveel gehaktballetjes zijn er gemaakt?
De volgende ochtend krijgen zij fruit bij het ontbijt. Er zijn 100 druiven om te verdelen. Iedere leerling moet evenveel krijgen. Hoeveel druiven krijgt elk kind?
Slide 5 - Slide
1 euro = 100 cent
Slide 6 - Slide
Speelgoedwinkel
14,80
5,60
8,40
24,60
16,90
Slide 7 - Slide
Bart koopt de puzzel en de bal. Hoeveel moet hij betalen?
Slide 8 - Open question
Speelgoedwinkel
14,80
5,60
8,40
24,60
16,90
Slide 9 - Slide
Lot koopt de blokfluit en de potloden. Hoeveel moet ze betalen?
Slide 10 - Open question
Thomas koopt een fiets van 590 euro. Hij krijgt 105 euro korting. Hoeveel moet hij betalen?
Slide 11 - Open question
Over precies 151 dagen is Luc weer jarig. Precies 2 weken later wil hij weer weten hoeveel dagen het nog duurt. Hoeveel dagen duurt het dan nog?
Slide 12 - Open question
Lars heeft een tuintje met 168 bonenplantjes. Er gaan er 97 dood. Hoeveel heeft hij er nog over?
Slide 13 - Open question
Roan betaalt een kilo snoep van 6,20 euro met allemaal munten van 20 cent. Hoeveel munten heeft hij nodig?
Slide 14 - Open question
Pleun en Nienke hebben allebei evenveel geld. Pleun heeft 8 briefjes van 50. Hoeveel briefjes van 20 heeft Nienke?
Slide 15 - Open question
De tuin bij Fien thuis is 175 meter lang. Bij Fenne thuis is de tuin 225 meter. Hoeveel meter is de tuin van Fenne groter dan die van Fien?
Slide 16 - Open question
Peter koopt 4 pakken koek. In ieder pak zitten 16 koeken. Hoeveel koeken heeft hij gekocht?
Slide 17 - Open question
Irem heeft een plank hout van 1 meter. Hij zaagt er een stuk van 85 cm af. Hoe lang is het stuk dat overblijft?
Slide 18 - Open question
Tini en Rob zijn 50 jaar getrouwd. Hun vijf kleinkinderen weten niet hoe lang het is en raden. Ana zegt: 30 jaar, Linda: 56 jaar, Timo: 45 jaar, Alies: 58 jaar en Lisa: 62 jaar. Wie raadt het dichtst bij het goede antwoord?
Slide 19 - Open question
Maartje gaat spaghetti maken voor 2 personen. Op het pakje staat dat ze voor 4 personen 450 gram gehakt moet gebruiken. Hoeveel gram gehakt heeft Maartje nodig?
Slide 20 - Open question
Een meter dure stof kost 95 euro. Bente koopt er 3 meter van. Hoeveel moet ze betalen?
Slide 21 - Open question
Pieter heeft 480 gram suiker. Hij gebruikt 155 gram voor het maken van zandkoekjes. Hoeveel gram houdt hij over?
Slide 22 - Open question
Voor een hardloopwedstrijd moet Max 350 meter hardlopen naar een pilon en ook weer 350 meter terug. Hoeveel meter moet hij lopen?
Slide 23 - Open question
Bij de supermarkt is een spaaractie om knuffels te sparen. Bij een volle kaart van 600 zegels mag je er 1 uitzoeken. Willem heeft al 426 zegels. Hoeveel zegels moet hij nog sparen voor een volle kaart?
Slide 24 - Open question
Op vakantie in Zwitserland loopt Iris met haar ouders iedere dag 35 kilometer. Hoe ver hebben ze gelopen na 5 dagen?
Slide 25 - Open question
1 kilo = 1.000 gram
Slide 26 - Slide
Leah wil 1 kilo aardbeien afwegen. De weegschaal geeft al 420 gram aan. Hoeveel gram moet er nog bij?
Slide 27 - Open question
Bij een dierenwinkel hebben ze een leuke actie. Iedere 30-ste bezoeker krijgt een leuke dierenknuffel. Vandaag waren er al 179 mensen in de dierenwinkel geweest. Hoeveel van die mensen hebben een dierenknuffel gekregen.
Slide 28 - Open question
Hoeveel gram is 1 kilo?
Slide 29 - Open question
In een bos staan 110 dennen, 112 berken en nog 129 esdoorns. Hoeveel bomen staan er bij elkaar?
Slide 30 - Open question
In een klein dorp kunnen 320 mensen wonen. Er wonen nu 217 mensen. Hoeveel mensen kunnen er nog bij?
Slide 31 - Open question
Naar de dierentuin!
Groep 7 gaat met de auto naar de dierentuin. De meesters, juffen en een paar ouders rijden.
De groep bestaat uit 22 jongens en 11 meisjes.
Slide 32 - Slide
Hoeveel kinderen zitten er in totaal in groep 7?
Slide 33 - Open question
In elke auto is plaats voor 3 kinderen. Hoeveel auto's zijn er nodig?
A
13
B
12
C
11
D
10
Slide 34 - Quiz
Entreeprijzen dierentuin
Per groep 1 begeleider gratis
Volwassenen
11,50 per peroon
Kinderen tot 12 jaar
10,75 per persoon
Groepen (minimaal 15 kinderen)
8,50 per persoon
Slide 35 - Slide
Hoeveel kost de entree van de dierentuin per kind?
Slide 36 - Open question
Alle 33 kinderen krijgen een ijsje en frietjes
1,50
1
Slide 37 - Slide
Hoeveel euro moet de juf betalen voor de ijsjes voor alle leerlingen?
Slide 38 - Open question
Alle 4 de ouders die mee gaan naar de dierentuin krijgen een bosje bloemen.
12,50
Slide 39 - Slide
Hoeveel euro moet de juf betalen voor de bloemen?
Slide 40 - Open question
Wooncomplex De zonnige dag
Flatnummers
Verdieping
Code bel
0 - 18
1
4817
19 - 26
2
2345
27 - 35
3
8176
36 - 37
4
9231
Wooncomplex De zonnige dag
Als je de bewoner van nummer 29 wilt bezoeken, welke code moet je gebruiken om aan te bellen?
Slide 41 - Slide
En de laatste vraag
Ruud en Hans hebben 800 kilo
aardappelen geoogst.
275 kilo verkopen zij in hun eigen
winkel.
300 kilo verkopen zij aan de supermarkt in het dorp.