06022025 Adviesrapport in heldere taal

06-02-25      Vanuit de cursisten
  Mails schrijven richting directie (officiële beleidstaal)
Oefenen met formele telefoongesprekken
Focus op schriftelijke communicatie
Welke zijn sterke en zwakke woorden in de communicatie?
Wanneer en waarom worden lidwoorden gebruikt?
Soort van coaching/aanmoediging/tips en tricks om taal goed te gebruiken.
Welke onderwerpen worden er gebruikt om hogere niveaus in de taal te bereiken? 
Wat maakt dat iemand een C2 niveau bijvoorbeeld krijgt?
Wat meer uitdaging op het taalvlak.
1 / 49
next
Slide 1: Slide
NederlandsHBOStudiejaar 3

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

06-02-25      Vanuit de cursisten
  Mails schrijven richting directie (officiële beleidstaal)
Oefenen met formele telefoongesprekken
Focus op schriftelijke communicatie
Welke zijn sterke en zwakke woorden in de communicatie?
Wanneer en waarom worden lidwoorden gebruikt?
Soort van coaching/aanmoediging/tips en tricks om taal goed te gebruiken.
Welke onderwerpen worden er gebruikt om hogere niveaus in de taal te bereiken? 
Wat maakt dat iemand een C2 niveau bijvoorbeeld krijgt?
Wat meer uitdaging op het taalvlak.

Slide 1 - Slide

programma
Taalgebruik in een rapport/beleidstuk
Krachtig-minder krachtig/stijl
Lidwoordgebruik
Argumentatie

Zakelijk telefoongesprek oefenen
Gesprekstechnieken

Slide 2 - Slide

C2
Taalniveau C2 (heel moeilijk)
Beheers je taalniveau C2? Dan begrijp je elke tekst. Hoe moeilijke deze ook is geschreven. Bevat het vakjargon? Veel beeldspraak? Geen probleem. Je kan jezelf spontaan en nauwkeurig uitdrukken, zonder haperingen. Ook over lastige onderwerpen of in moeilijke situaties. Je begrijpt gemakkelijk elke tekst. En je kan je eenvoudig uitspreken, complexe zaken omschrijven of deelnemen aan een moeilijk gesprek.


Slide 3 - Slide

Voorbeeld C2-niveau

Glycerol is één van de kenmerkende substanties van dit medicijn. De stof zorgt ervoor dat er bij specifieke individuen mogelijk allergische bijwerkingen kunnen optreden. Bent u allergisch voor glycerol, of zijn er bij u in het verleden somatische complicaties opgetreden bij het gebruik van deze stof, verband houdend met uw allergische aanleg? Consulteer de dienstdoend huisarts of medisch specialist.

Slide 4 - Slide

Argumenteren
Argument 
Tegenargument 
Weerlegging

Slide 5 - Slide

Deze les: argumenteren
Je leert over situaties waarin je moet/mag argumenteren.
Je herhaalt de theorie over argumenteren 
(leesvaardigheid h4)

Slide 6 - Slide

Argumenteren 

Slide 7 - Slide

Om te debatteren moet je kunnen argumenteren!

Slide 8 - Slide

Wél argumenteren
Niet argumenteren
Bij de kassa in de supermarkt
Op de markt over de prijs
In de rechtszaal als verdachte
Op school over een slecht cijfer
Bij de tandarts over een behandeling
Tegen een agent omdat je door rood reed

Slide 9 - Drag question

De rijksten trekken vooralsnog aan het langste eind in deze
 verdelingsstrijd. Zij zijn de morele én financiële winnaars van de groene revolutie. Wie geld heeft en handig is, strijkt belastingvoordeel op door groen te beleggen. Hij verdient aan de zonnepanelen op het (uitgestrekte) dak en kan pronken met zijn gesubsidieerde Tesla. Wie daarentegen huurt, geen geld op de plank heeft voor milieuvriendelijke investeringen of gewoon verdwaalt in het woud van subsidieregelingen, heeft het nakijken.
Welk verband bindt deze alinea?
Sleep hier het goede antwoord heen
Argumenterend
Opsommend
Redengevend
Tegenstellend
Oorzakelijk

Slide 10 - Drag question

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Functies van tekstgedeelten

Slide 13 - Slide

Functies van tekstgedeelten (2)
Advies
Afweging
Argument
Argumentatie
Bewering
Conclusie
Oplossing
Probleemstelling
Tegenwerping
Weerlegging

Slide 14 - Slide

5.10 functies van tekstgedeelten

Slide 15 - Slide

Welke onderstaande functies van tekstgedeelten kunnen allemaal in een uiteenzetting voorkomen?
A
argument - toelichting - weerlegging
B
constatering - stelling - oplossing
C
argument - verklaring - tegenstelling
D
toelichting - verklaring - beantwoording

Slide 16 - Quiz

Functies van tekstgedeeltes 2
schetst de gebeurtenis die heeft geleid tot het schrijven van de tekst
A
definitie
B
aanleiding
C
doelstelling
D
karakterisering

Slide 17 - Quiz

Functies van tekstgedeelten 4
Geeft een nadere uitleg bij een stelling, hypothese of een theorie met meer voorbeelden of gevolgen
A
toelichting
B
verklaring
C
uitwerking
D
reden

Slide 18 - Quiz

Functies van tekstgedeelten (5.10)
Een weerlegging is:
A
een uitspraak die het standpunt ontkracht.
B
geeft aan dat een beweging of feit niet klopt.
C
net zo iets als een hypothese.
D
een uitspraak waarmee geprobeerd aan te tonen dat een argument onjuist is.

Slide 19 - Quiz

1. Welke twee functies van tekstgedeelten zijn altijd opgenomen in een betoog?
A
bewering en argumenten
B
argumenten en conclusie
C
Probleem en oplossingen
D
Argumenten en ontkrachting

Slide 20 - Quiz

Wat is een voordeel van het kennen van functies van tekstgedeelten?
A
Dan begrijp je de tekst beter
B
Dan weet je hoe de verbanden tussen de zinnen zitten
C
Dan kun je beter het onderwerp van de tekst bepalen

Slide 21 - Quiz

Functies van tekstgedeelten 3
Geeft een verfijning in de uitleg of zwakt een standpunt af
A
relativering
B
nuancering
C
toelichting
D
voorbehoud

Slide 22 - Quiz

Wat zijn functies van tekstgedeelten?
A
hoofdzaken in de alinea
B
kernzinnen
C
een bepaalde bedoeling van een tekstgedeelte
D
de hoofdgedachte van de tekst

Slide 23 - Quiz

Functies van tekstgedeelten 1
Vergelijkt argumenten, voor- en nadelen of mogelijke oplossingen
A
nuancering
B
uitwerking
C
afweging
D
constatering

Slide 24 - Quiz

Adviesrapport in heldere taal
Waarom?

Slide 25 - Slide

Welke formuleerfouten ken je nog van jaar 1 Beschikking herschrijven?

Slide 26 - Open question

Een heldere tekst bevat weinig
  1. (te) lange zinnen of zinnen zonder verband
  2. passieve zinnen
  3. voorzetseluitdrukkingen
  4. naamwoordconstructies
  5. zinnen met een lange aanloop
  6. tangconstructies
  7. dubbele ontkenningen

Slide 27 - Slide

Stel jezelf altijd de vraag welke stijl passend is
 

Ter aanvulling van de voorgaande e-mail: ik studeer HBO-rechten en zit momenteel in het vierde studiejaar. Ik ben voornemens om in periode C het afstudeertraject te volgen, echter is het voor mij onduidelijk wat precies de essentie is van het afstudeeronderzoek. Dit heeft met name betrekking op de vragen of aanwezigheid bij de organisatie waar het praktijkprobleem zich afspeelt noodzakelijk is, alsmede welke onderdelen in het onderzoek aan bod dienen te komen. Ik wil u vriendelijk verzoeken om mij van een nadere toelichting te voorzien, zulks zodat mijn zoektocht tijdig kan aanvangen, ik wil immers niet in tijdnood komen.

Voor wie schrijf je en wat voor soort tekst schrijf je?
 
 

Slide 28 - Slide

STARR-verslag, stageleerplan, adviesrapport
  • STARR = een persoonlijk verslag waarin je reflecteert: sowieso in de ik-vorm, in actieve zinnen, persoonlijk = ik-vorm
  • Stageleerplan = over jou, ik-vorm, beknopt, zakelijk(er), actieve zinnen

  • Onderzoeksrapport = een formeel rapport
  • Vorm/stijl: niet persoonlijk, maar wel toegankelijk. Tegenwoordige tijd! Zoveel mogelijk de formuleerfouten vorm en schrijf actief waar mogelijk. Je zult niet overal aan passieve zinnen ontkomen.

Slide 29 - Slide

Er zullen vragen gesteld worden over de huidige werkwijze en de ervaring van de medewerker.
A
lange aanloop
B
naamwoordconstructie
C
tangconstructie
D
passieve zin

Slide 30 - Quiz

Hoe schrijf je actief in een 
formele tekst (zoals je adviesrapport) 
  • Passief = In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe... 
  • Passief = In dit onderzoek wordt gericht op... 
  •  Ga het 'onbezield onderwerp’ gebruiken
  • Actief met onbezield onderwerp = Dit hoofdstuk beschrijft hoe...
  • Actief met onbezield onderwerp = Dit onderzoek richt zich op... 
  • Of gooi een zin gewoon eens om! 
  • In dit hoofdstuk wordt beschreven --> Daarom staat in dit hoofdstuk centraal hoe.... 
Wees je bewust van de kracht van een actieve tekst! 

Slide 31 - Slide

Dan komen nu de formuleerfouten
doe mee met de code

Slide 32 - Slide

Passieve zin
  • Er zullen vragen gesteld worden over de huidige werkwijze en de ervaring van de medewerker. 
  • Wie stelt er vragen?
  • Een heldere tekst is concreet en actief. 
  • De gemeenteambtenaar stelt vragen over de huidige werkwijze en de ervaringen van de medewerker. 

Slide 33 - Slide

De taak was het uitzoeken of er mogelijkheden zijn naar het bezwaar maken tegen dit reglement.
A
lange aanloop
B
passieve zin
C
naamwoordconstructie
D
voorzetseluitdrukking

Slide 34 - Quiz

Naamwoordconstructie
  • De taak was het uitzoeken of er mogelijkheden zijn naar het bezwaar maken tegen dit reglement. 
  • Zet werkwoorden als werkwoorden in de zin = actief
  • Een heldere tekst is concreet en actief. 
  • Het was zijn taak om uit te zoeken of er mogelijkheden zijn om bezwaar te maken tegen dit reglement.

Slide 35 - Slide

In de praktijk is het niet duidelijk dat de burn-out is ontstaan als gevolg van de verrichte arbeid.
A
dubbele ontkenning
B
voorzetseluitdrukking
C
naamwoordconstructie
D
tangconstructie

Slide 36 - Quiz

Voorzetseluitdrukking
  1. In de praktijk is het lastig aan te tonen dat de burn-out is ontstaan als gevolg van de verrichte arbeid. 
  2. Als gevolg van, met behulp van, ten behoeve van, etc. --> ze maken teksten stroperig en over-formeel’ als je er veel gebruikt
  3. Vaak kun je ze makkelijk vervangen met 1 voorzetsel   
  4.  In de praktijk is het lastig aan te tonen dat de burn-out is ontstaan door de verrichte arbeid. 
  5. Actief: In de praktijk is het lastig aan te tonen dat de verrichte arbeid de burn-out heeft veroorzaakt.   

Slide 37 - Slide

Zo stelt de wet dat de bijstandsgerechtigde de gemeente over wijzigingen betreffende de woonsituatie op grond van artikel 17 Participatiewet informeert.
A
lange aanloop
B
naamwoordconstructie
C
passieve zin
D
tangconstructie

Slide 38 - Quiz

Tangconstructie
  • Zo stelt de wet dat de bijstandsgerechtigde de gemeente over wijzigingen betreffende de woonsituatie op grond van artikel 17 Participatiewet informeert. 
  • Zet (zo dicht mogelijk) bij elkaar wat bij elkaar hoort - wat is dat hier?
  • 'de bijstandsgerechtigde informeert'
  • Zo stelt de wet dat de bijstandsgerechtigde de gemeente informeert over wijzigingen betreffende de woonsituatie op grond van artikel 17 Participatiewet.

Slide 39 - Slide

Een heldere tekst is ondubbelzinnig
  • Zo stelt de wet dat de bijstandsgerechtigde de gemeente informeert over wijzigingen betreffende de woonsituatie op grond van artikel 17 Participatiewet.
  • Kun je deze zin op twee manieren lezen?
  • Lees je: informeren op grond van artikel 17?
  • of: wijzigingen op grond van artikel 17?

Slide 40 - Slide

De beroepsgrond dat het rechtszekerheidsbeginsel is geschonden omdat het primaire besluit onbevoegd is genomen door het college van burgemeester en wethouders, kan de rechtbank niet volgen.
A
passief
B
te lange zin
C
lange aanloop
D
tangconstructie

Slide 41 - Quiz

Lange aanloop
  • De beroepsgrond dat het rechtszekerheidsbeginsel is geschonden omdat het primaire besluit onbevoegd is genomen door het college van burgemeester en wethouders, kan de rechtbank niet volgen. 
  • Zet de kern van de zin voorop
  • De rechtbank kan de beroepsgrond niet volgen dat het rechtszekerheidsbeginsel is geschonden omdat het primaire besluit onbevoegd is genomen door het college van burgemeester en wethouders. 
  • Mooi is nog steeds anders! En de zin is ook nog passief: het besluit is genomen door 

Slide 42 - Slide

Lees deze zin:
Hij ontkende niet dat hij dat niet had gezegd.

Wat is de dubbele ontkenning?
A
ontkende niet, niet gezegd
B
Er is geen dubbele ontkenning
C
Ik weet niet wat een dubbele ontkenning is
D
ontkende niet

Slide 43 - Quiz

Dubbele ontkenning
  • Hij ontkende niet dat hij dat niet had gezegd.
  • Ontkennen = niet toegeven
  • Niet ontkennen = niet niet toegeven = toegeven 

  • Weigeren = niet toestaan 
  • Niet ondubbelzinnig = dubbelzinnig

Slide 44 - Slide

Leg verbanden met signaalwoorden   




  • Een tekst zonder verbanden is snel vaag en onduidelijk
  • Verbanden zijn belangrijke elementen voor heldere taal 
  • Signaalwoorden: daarom, zodat, bovendien, namelijk, voordat, echter...
  • Leg verbanden tussen alinea’s en tussen zinnen in alinea’s

Slide 45 - Slide

Hoe ziet een heldere alinea eruit? 
  • Binnen een paragraaf bevat iedere alinea een nieuw deelonderwerp 
  • Een goede alinea bevat een kernzin
  • De rest van de alinea bevat daarbij een toelichting/ uitweiding/ voorbeeld. 
  • Voorbeeld: 
  • 'Roos had een een opvallende gewoonte. [kernzin] Als ze zat te studeren, kauwde ze op haar lange donkere haren. Soms zoog ze een puntje aan een lange lok. [voorbeelden] 

Slide 46 - Slide

Let op congruentie
Het is gebleken dat de manier waarop mijn collega's de situatie hebben aangepakt, niet het resultaat bracht waar zij op hoopte.

X heeft mij uitgelegd dat ik daar moet opnemen in welke functie cliënt werkzaam zou zijn en wat zijn doorgroeimogelijkheden zou zijn geweest. 

Hierbij dient dus alle relevante schadeposten (met juridische onderbouwing) uiteengezet te worden, een voorstel te worden gedaan aan de wederpartij etc. 

Slide 47 - Slide

Congruentie gaat vaak fout 
  • Het team = enkelvoud
  • Zij behandelen bezwaren = incongruent
  • Hoe verwijs je? Mannelijk of vrouwelijk?
  • Het team = hij: Hij behandelt bezwaren 
  • mooier: De medewerkers van het team behandelen de  bezwaren

Slide 48 - Slide

Wissel af 

Slide 49 - Slide