par 11 Persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden

1 / 12
next
Slide 1: Link
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Link

par 11 Persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden
Pagina 244 van Nieuw Nederlands

Slide 2 - Slide

Doel
Je leert de persoonsvorm van sterke werkwoorden in de verleden tijd spellen

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Persoonsvorm verleden tijd
Eerst vaststellen of het een sterk werkwoord of een zwak werkwoord is

(Zwakke werkwoorden veranderen niet van klank)

Slide 5 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd sterk
Schrijf het woord zo kort mogelijk.
Gebruik alleen dubbele letters (zoals -dd of -kk) als dat nodig is voor de uitspraak


Hebben - Hadden

Slide 6 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd sterk
Kijk maar het meervoud om erachter te komen of het woord op een -d of een -t eindigt:

Ik bond, want wij bonden
Hij beet, want wij beten

Slide 7 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd sterk


Een persoonsvorm in de verleden tijd eindigt NOOIT op -dt

Slide 8 - Slide

Lopen
A
Wij lieppen
B
Wij liepen

Slide 9 - Quiz

Blazen
A
Wij blaasden
B
Wij bliezen

Slide 10 - Quiz

Rijden
A
Wij reeden
B
Wij reedden
C
Wij reden

Slide 11 - Quiz

Vinden
A
Ik vond
B
Ik vondt

Slide 12 - Quiz