This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
7.5 kracht en beweging
Slide 1 - Slide
leerdoelen
hoe je krachten bij elkaar optelt
hoe krachten elkaar tegenwerken
Slide 2 - Slide
tegenwerkende krachten
Beweging wordt tegengewerkt door wrijvingskrachten.
Slide 3 - Slide
Rolweerstand
De wrijving op draaiende wielen heet rolweerstand
Met wielen kan je de piano makkelijker verplaatsen.
Slide 4 - Slide
Rolweerstand
De rolweerstand is ook afhankelijk van de ondergrond. Op een zand weg zakken de banden diep in Het zand. Het contactoppervlak Tussen de banden en de ondergrond is dan groot. De rolweerstand dan ook.
Slide 5 - Slide
rolweerstand
Tekst
Zachte banden maken
veel contact met de
ondergrond. De rol-
weerstand is dan ook groot.
Slide 6 - Slide
rolweerstand
De rolweerstand is kleiner bij:
hardere banden en harder wegdek
gladdere banden en een gladder wegdek
Een kleinere contactoppervlakte tussen de banden en de weg
Slide 7 - Slide
luchtweerstand
Als je fietst of loopt, wordt je tegengewerkt door de lucht. De lucht oefent een wrijvingskracht uit. Dit noemen we de lucht-weerstand.
Slide 8 - Slide
luchtweerstand
Luchtweerstand is ongewenst.
Bij een grote luchtweerstand moet je meer kracht zetten. Je verbruikt meer energie.
Slide 9 - Slide
luchtweerstand
Bij een hoge snelheid is de luchtweerstand groot
Slide 10 - Slide
luchtweerstand
De grootte van de luchtweerstand hangt ook af van de vorm. Hoe groter het frontale oppervlak
hoe groter de luchtweerstand.
Slide 11 - Slide
luchtweerstand
Met een goede stroomlijn is de luchtweerstand Klein.
Slide 12 - Slide
luchtweerstand
De luchtweerstand is kleiner bij:
Een betere stroomlijn
een lagere snelheid
een kleiner frontaal oppervlak
Slide 13 - Slide
Als je de snelheid tijdens het fietsen verhoogt wordt de luchtweerstand?
A
kleiner
B
groter
C
blijft gelijk
Slide 14 - Quiz
Welke weerstandskracht is het grootst bij parachutespringen?
A
luchtweerstand
B
rolweerstand
C
dalingsweerstand
D
snelheidsweerstand
Slide 15 - Quiz
Wat is GEEN tegenwerkende kracht?
A
Remkracht
B
motorkracht
C
Luchtweerstand
D
Rolweerstand
Slide 16 - Quiz
De luchtweerstand op een parachutist tijdens een val (waarbij de parachute nog niet is geopend) met constante snelheid is even groot als met geopende parachute met constante snelheid. Immers, de zwaartekracht verandert niet. Hieruit kan geconcludeerd worden dat:
A
de luchtweerstand alleen afhankelijk is van het oppervlak.
B
de luchtweerstand alleen afhankelijk is van de snelheid.
C
de luchtweerstand niet af-hankelijk is van de snelheid en ook niet van het oppervl.
D
de luchtweerstand afhankelijk is van zowel de snelheid als het oppervlak.
Slide 17 - Quiz
Wat voor kracht wordt hier gebruikt?
A
remkracht
B
Spankracht
C
Luchtweerstand
D
rolweerstand
Slide 18 - Quiz
Een fietser rijd de berg op. Welke krachten werken hem tegen?
A
Zwaartekracht
B
Wrijvingskracht
C
Luchtweerstand
D
Alle 3 genoemde krachten
Slide 19 - Quiz
Als het sneeuwt, wordt de remweg langer. Hoe komt dat?
A
Omdat de luchtweerstand is afgenomen.
B
Omdat de luchtweerstand is toegenomen.
C
omdat de rolweerstand is afgenomen.
D
Omdat de rolweerstand is toegenomen.
Slide 20 - Quiz
Waarom hebben schaatsers van die strakke pakken aan?
A
Staat mooi
B
Kleiner frontaal oppervlak
C
De luchtweerstand is minimaal
D
De rolweerstand is hierdoor klein
Slide 21 - Quiz
Somkracht
Een kracht is een vectorgrootheid. (Voor een kracht is niet alleen de grootte, maar ook de richting van belang. Een kracht is daarom een vectorgrootheid.
Bij kracht is de richting belangrijk.
Het resultaat van deze krachten heet somkracht of resulterende kracht .
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Krachten in dezelfde beweegrichting...
worden bij elkaar geteld.
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Krachten in tegenovergestelde richtingen.
worden van elkaar afgetrokken.
Krachten
Resultante kracht
Slide 26 - Slide
0
Slide 27 - Video
Somkracht
De Somkracht is de kracht van verschillende krachten samen.
De Somkracht kun je vinden door de kracht naar achteren af te trekken van de kracht naar voren.
=
_
spierkracht 100N
weerstandskracht 100N
somkracht 0N
Slide 28 - Slide
Versnellen
Bij versnellen is de kracht naar voren groter dan de kracht naar achteren
spierkracht = 200N
weerstandskracht =150N
200 - 150 = 50N
Somkracht is 50N
Slide 29 - Slide
vertragen
Bij vertragen is de kracht naar achteren groter dan de kracht naar voren.
spierkracht = 170N
weerstandskracht =200N
170- 200 = -30N
Somkracht is - 50N
Slide 30 - Slide
constante snelheid
Bij een constante snelheid is de kracht naar achteren even groot als de kracht naar voren.
spierkracht = 150N
weerstandskracht =150N
150- 150 = 0N
Somkracht is 0N
Slide 31 - Slide
Krachten in dezelfde richting....
A
Trek je van elkaar af
B
Tel je bij elkaar op
C
vermenigvuldig je met elkaar
D
deel je door elkaar
Slide 32 - Quiz
1 hokje ≙ 100 N. Hoe groot is de somkracht?
A
100 N
B
200 N
C
300 N
D
500 N
Slide 33 - Quiz
Jan is aan het fietsen en produceert een spierkracht van 360 N. De luchtweerstand is 330 N Wat gebeurt er met zijn snelheid?
A
Die is constant
B
Er is vertragen
C
Er is versnelling
D
Hij remt
Slide 34 - Quiz
1 hokje ≙ 100 N. Hoe groot is de somkracht?
l
A
100 N
B
200 N
C
300 N
D
-100 N
Slide 35 - Quiz
1 hokje ≙ 100 N. Hoe groot is de somkracht?
l
A
100 N
B
-400 N
C
-300 N
D
300 N
Slide 36 - Quiz
Deze pijl geeft een kracht weer van
A
1 N
B
8 N
C
13 N
D
104 N
Slide 37 - Quiz
Wat is de luchtweerstand (gele pijl) bij een constante snelheid?