1ha: een paar leerlingen schrijven de brief tijdens de les
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Programma 2 lesuren
1) Bespreken huiswerk
2) Theorie H4
3) Maken opdrachten
2e uur
4) Werken met strips
1ha: een paar leerlingen schrijven de brief tijdens de les
Slide 1 - Slide
Lesdoelen H3 en H4 Lezen
Je weet wat een hoofdgedachte is en hoe je die moet formuleren. Je weet wat je kunt verwachten van een inleiding en een slot.
Ik ken en herken 4 verschillende tekstverbanden: chronologische, opsommende, tegenstellende en toelichtende verbanden. Ik kan deze tekstverbanden herkennen aan hun signaalwoorden.
Slide 2 - Slide
Bespreken huiswerk
Lezen H3, opdracht 2, vanaf vraag 7 en opdracht 4, blz. 74-77
Let op: geef antwoord in hele zinnen. Herhaal een deel van de vraag in je antwoord (behalve bij meerkeuzevragen).
Slide 3 - Slide
Theorie Lezen H4: tekstverbanden en signaalwoorden
In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen. Er zit een TEKSTVERBAND tussen. Hierdoor is de tekst beter te volgen. Je kunt tekstverbanden herkennen aan SIGNAALWOORDEN.
Slide 4 - Slide
Hieronder staan een aantal tekstverbanden en een paar signaalwoorden:
.
.
.
.
.
.
Welke signaalwoorden kun je nog meer bedenken?
Tekstverband
signaalwoorden
chronologisch verband
vroeger, later, daarna, terwijl...
opsommend verband
ten eerste, ten tweede, ook,...
tegenstellend verband
maar, tegenover, aan de ene kant...aan de andere kant
toelichtend verband
bijvoorbeeld, zoals, ....
Slide 5 - Slide
Bij welk verband hoort het signaalwoord 'maar'?
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend
Slide 6 - Quiz
Bij welk verband hoort het signaalwoord 'nadat'?
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend
Slide 7 - Quiz
Bij welk verband hoort het signaalwoord 'daarnaast'?
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend
Slide 8 - Quiz
Bij welk verband hoort het signaalwoord 'tevens'?
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend
Slide 9 - Quiz
Bij welk verband hoort het signaalwoord 'zoals'?
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend
Slide 10 - Quiz
Bij welk verband hoort het signaalwoord 'vroeger'?
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend
Slide 11 - Quiz
Bij welk verband hoort het signaalwoord 'hoewel'?
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend
Slide 12 - Quiz
Bij welk verband hoort het signaalwoord 'zo'?
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend
Slide 13 - Quiz
Bij welk verband horen de signaalwoorden 'op de eerste plaats'?
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend
Slide 14 - Quiz
Wat is in deze zin het signaalwoord voor een tegenstellend verband: Ik wil wel naar de film, maar ik kan helaas niet.
A
wel
B
maar
C
helaas
D
niet
Slide 15 - Quiz
De volgende zin komt uit een tekst met een chronologisch verband. Welk woord uit deze zin duidt op dit verband:
In Australië woeden deze maand vreselijke bosbranden.
A
In
B
Australië
C
deze maand
D
vreselijke
Slide 16 - Quiz
Wat is in deze zin het signaalwoord voor een toelichtend verband: Er zijn veel gave series op Netflix, bijvoorbeeld 'La casa de papel' of 'Sex education'.
A
veel
B
op
C
bijvoorbeeld
D
of
Slide 17 - Quiz
Wat is in deze zinnen het signaalwoord voor een opsommend verband: Daar zijn veel goede redenen voor. Om te beginnen heeft hij tegen mij gelogen.
A
daar
B
veel
C
voor
D
om te beginnen
Slide 18 - Quiz
Ken je deze vier tekstverbanden: chronologisch, opsommend, tegenstellend en toelichtend?
A
ja
B
nee
C
beetje
Slide 19 - Quiz
Herken je de signaalwoorden die bij de verschillende tekstverbanden horen?
A
ja
B
nee
C
soms
Slide 20 - Quiz
Maak
Opdracht 4 van Lezen H3 op blz. 76 + de startopdracht van Lezen H4 op blz. 103
Slide 21 - Slide
Lesuur 2
Stripopdracht (klaar? Maak dan opdracht 4 van H3, de startopdracht van H1 af of begin met opdracht 1 op blz. 103 af)
1ha: verschillende leerlingen schrijven dit lesuur de brief!