Reageren op je omgeving
De huid
De neus en tong
De oren
De ogen
Het zenuwstelsel
Gedrag
Het hormoonstelsel
This lesson contains 14 slides, with interactive quiz and text slides.
Je kunt de werking van zintuigen beschrijven
Je kunt aangeven waar ze liggen
en wat adequate prikkels zijn
Oren: gehoorzintuig en evenwichtszintuig
Ogen: gezichtzintuig
Neus: reukzintuig
Mond: smaakzintuig
Huid: warm, kou, druk en aanraking
Als een prikkel te zwak is --> geen impuls
Als een prikkel sterk genoeg is --> wel impuls
Elk type zintuigcel gevoelig voor één bepaalde prikkel
Gezichtzintuigcellen zijn gevoelig voor licht
Gehoorzintuigcellen voor geluid
Geurzintuigcellen voor geur
Zintuigcellen ontvangen lange tijd zelfde prikkel
= minder impulsen
druk van kleding bijv.
Ben je heel aandachtig aan het luisteren
= lagere drempelwaarde geluid