temperatuurfactoren

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Welke situatie klopt?

1. A is warm en B is koud
2. A is koud en B is warm
3. A en B beide even warm
4. A en B beide even koud

Temperatuurzones = luchtstreken

Tropen

Poolstreken

Gematigde zone

Temperatuurfactoren

Temperatuurfactoren hebben invloed op de temperatuur. We kennen er vijf:

1. Breedteligging
   
2. Hoogteligging
   
3. Liggen ten opzichte van de zee
   
4. Aanvoer warme of koude lucht
   
5. Ligging van gebergten
   

Wat vind je op een hoogtegordel in een berg?

1. Bepaalde hoeveelheid neerslag
2. Bepaalde plantengroei
3. Bepaalde hoeveelheid zonlicht

Ga naar blz. 130 en bekijk bron 14. Zet de verschillende hoogtegordels op volgorde van laag naar hoog. 

1.

2

3

4

5

Loofboomgordel

Naaldboomgordel

Alpenweiden

Rotsgordel

Eeuwige sneeuw

Zonnestralen verwarmen de lucht indirect. Zet de gebeurtenissen op de juiste volgorde. 

1.

2

3

4

5

Zon verwarmt de aarde

Zonnestralen raken het aardoppervlak

Aardoppervlak wordt warm door de  zonnestralen

Aardoppervlak geeft zelf warmte af

Stralen van het aardoppervlak verwarmen de lucht

Hoe hoger je komt, hoe kouder het wordt

1. Juist
2. Onjuist

Er zit verschil in de snelheid waarmee de zee afkoelt en de snelheid waarmee het land afkoelt. De zee koelt...

1. Sneller af dan land.
2. Minder snel af dan land.

Er zit verschil in in de snelheid waarmee de zee opwarmt en de snelheid waarmee land opwarmt. Land warmt...

1. Sneller op dan zee
2. Minder snel op dan zee

Lesdoelen controleren

Temperatuurfactoren

1. Breedteligging
   
2. Hoogteligging
   
3. Liggen ten opzichte van de zee
   
4. Aanvoer warme of koude lucht
   
5. Ligging van gebergten

Leg uit waarom het dicht bij de grond warmer is dan hoog in de lucht.

Boven zee:

Boven land

Koelt het snel af

Koelt het langzaam af

Warmt het snel op

Warmt het langzaam op

Lucht kan heel warm of heel koud worden