1. De dikke man beroofde gisteren de bank.
2. Gisteren beroofde de dikke man de bank.
3. Beroofde de dikke man gisteren de bank?
Zinsdelen = woord of woordgroep die bij elkaar hoort.
Persoonsvorm (pv)
- Nooit meer dan één zinsdeel voor de pv.
- Vraagproef > Het eerste woord is de pv (zie zin 3).
- Tijdproef > Het woord dat meeveranderd is de pv: De dikke man berooft nu de bank.