H3 par. 3.2 Het leven in het Romeinse Rijk Nieuwe methode

Memo brugklas HV
H3. De tijd van Grieken en Romeinen: De Romeinen
par. 3.3 Het leven in het Romeinse Rijk
1 / 24
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Memo brugklas HV
H3. De tijd van Grieken en Romeinen: De Romeinen
par. 3.3 Het leven in het Romeinse Rijk

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze paragraaf:
  • Kun je uitleggen hoe het komt dat vrije boeren met eigen grond naar de stad vertrokken.
  • Kun je uitleggen wat een proletarier is.
  • Kun je uitleggen welke groep de macht had.
  • Kun je uitleggen wat een slaaf is.

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze paragraaf:
  • Kun je uitleggen hoe de nobiles de ontevredenheid onder de bevolking probeerden op te lossen.
  • Kun je uitleggen wat Tiberius en Gaius als oplossing bedachten voor deze problemen.
  • Kun je uitleggen hoe het met Tiberius en Gaius afliep.
  • Ken je de begrippen en jaartallen uit deze paragraaf.

Slide 3 - Slide

Leven op het platteland
  • Meeste mensen woonden op het platteland.
  • Veel boeren hadden een eigen stuk land en waren vrij
  • Deze groep werd alleen steeds kleiner.
  • Veel vrije boeren vochten in het leger
  • en waren soms jaren van huis.

Slide 4 - Slide

Leven op het platteland
  • De achtergebleven familieleden konden het werk op het land na een tijdje niet meer aan.
  • De boeren kwamen in geldnood 
  • en moesten hun land verkopen.
  • Velen vertrokken naar de steden.
  • Grootgrondbezitters kregen zo steeds meer land in handen.

Slide 5 - Slide

Grootgrondbezitters
  • Waren rijk geworden door oorlogsbuit.
  • Hadden in het leger namelijk leidinggevende functies.
  • Stichtten grote landbouwbedrijven.
  • Woonden in villa's.
  • Hadden slaven die het werk deden.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Slaven
  • Krijgsgevangenen uit de veroverde gebieden.
  • Eind 2e eeuw v.C. was 1/3 deel van de bevolking slaaf.
  • Hadden geen rechten.
  • Waren het bezit van iemand anders.
  • Werkten als leraar, in mijnen, etc.
  • Laagste sociale laag in de samenleving.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Leven in de stad
  • Door de komst van de verarmde boeren groeiden de steden.
  • Deze boeren werden proletariers genoemd.
  • Zij verhuurden zichzelf af en toe als bijv. bouwvakker.
  • Konden vaak niet rondkomen.
  • Waren afhankelijk van de nobiles: rijkste en machtigste burgers.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Leven in de stad
  • De nobiles zaten in de senaat, voerden het leger aan, bezaten veel grond op het platteland.
  • In de stad leefden ook ambachtslieden, handelaren en slaven.
  • Door de veroveringen was de handel gegroeid.
  • Handelaren profiteerden van de wegen die voor het Romeinse leger werden aangelegd.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Onrust
  • Grote verschillen tussen arm en rijk.
  • Ook grote verschillen in macht.
  • De nobiles vonden dit wel prima zo.
  • Bevolking werd steeds ontevredener.
  • Nobiles organiseerden volksvermaak als gladiatorenspelen en paardenrennen om onrust te voorkomen.
  • Ook deelden ze gratis voedsel uit.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Onrust
  • Onrust onder de bevolking groeide.
  • Eeuw lang rellen, opstanden, ruzies tussen arme en rijke Romeinen.
  • Slaven kwamen in opstand.
  • De situatie verbeterde niet...

Slide 22 - Slide

Onrust
  • Geld voor dit volkvermaak kwam uit inkomsten door veroveringen
  • en uit de Spaanse goud- en zilvermijnen.
  • De echte problemen werden niet opgelost.

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video