Tegenstellingen, synoniemen, imperfectum

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Tegenstellingen & synoniemen, imperfectum & imperfectum oefenen

Doel van de les

Het kennen van en oefenen met tegenstellingen.

Het kennen van en oefenen met synoniemen.

Je weet wat imperfectum is en dat kun je herkennen.

Online aan de slag

Je gaat online oefenen met tegenstellingen. 

Kijk op de volgende dia goed naar afbeeldingen. 

Hier zie je wat je precies moet doen. 

Ik kan controleren of je het ook op deze manier hebt gedaan.

Maak het serieus, je bent tenslotte voor jezelf aan het oefenen.

Account aanmaken

Ga naar deze website en maak een account aan. 

www.wrts.nl 

Vul de onderstaande groepscode in:

https://studygo.com/nl/learn/groups/32168/join?key=503d0c0

Ga naar jouw lijsten. Kijk bij de pins wat je moet doen.  

Kijk bij de pin wat je moet doen. Start de toets.

Selecteer de lijsten

Klik op overhoren

Zet de instellingen hetzelfde als dat je hier ziet. Klik daarna op start en begin met de overhoring. 

Tegenstellingen 1-6

studygo.com

Tegenstellingen 7-12

https:

Synoniemen

studygo.com

Perfectum

Zie les voltooid deelwoord. 

Op de volgende dia staat nog even kort de uitleg.

Uitleg perfectum

Het perfectum gebruiken we in het Nederlands het meest. Deze tijd geeft aan dat de handeling die je met het hoofdwerkwoord uitdrukt, is afgerond. Je gebruikt deze tijd bijvoorbeeld:

- Als het om iets eenmaligs gaat. (Ik ben met de trein op vakantie geweest.)

- Als het om feiten gaat. (Gisteren heb ik boodschappen gedaan.)

- Als je het hebt over (een periode in) het verleden, maar niet over een bepaald moment.

(Hebben de kinderen al geslapen?)

- Als de situatie (en/of het resultaat) er nog steeds is. 

(We hebben gisteren de hele middag in de zon gezeten. Nu ben ik verbrand.)

- Als iets voor een bepaalde periode zo was, vooral met de woorden "altijd" en "nooit".

(We hebben altijd al in Rotterdam gewoond.)

Schrijf de zin goed op. Gebruik perfectum.
(bezoeken) Ik een vriend.

Lees de opdracht op blz. 229. 

Daar staat extra uitleg.

Schrijf de zin goed op. Gebruik perfectum.
(nemen) Vrijdagmiddag ik de trein in Amersfoort.

Lees de opdracht op blz. 229. 

Daar staat extra uitleg.

Schrijf de zin goed op. Gebruik perfectum.
(lezen, luisteren) In de trein ik de krant en naar de muziek.

Lees de opdracht op blz. 229. 

Daar staat extra uitleg.

Schrijf de zin goed op. Gebruik perfectum.
(ophalen) Mijn vriend me op het station.

Lees de opdracht op blz. 229. 

Daar staat extra uitleg.

Schrijf de zin goed op. Gebruik perfectum.
(gaan, eten) Eerst we naar zijn appartement en daarna we in een restaurant.

Lees de opdracht op blz. 229. 

Daar staat extra uitleg.

Schrijf de zin goed op. Gebruik perfectum.
(slapen) Die nacht ik goed want ik was erg moe van de reis.

Lees de opdracht op blz. 229. 

Daar staat extra uitleg.

Schrijf de zin goed op. Gebruik perfectum.
(huren, fietsen) Zaterdag we een fiets en we door de stad.

Lees de opdracht op blz. 229. 

Daar staat extra uitleg.

Schrijf de zin goed op. Gebruik perfectum.
(zien) Ik veel historische plaatsen.

Lees de opdracht op blz. 229. 

Daar staat extra uitleg.

Schrijf de zin goed op. Gebruik perfectum.
(lunchen) Onderweg we in een gezellig cafe.

Lees de opdracht op blz. 229. 

Daar staat extra uitleg.

Schrijf de zin goed op. Gebruik perfectum.
(winkelen) 's Middags ik nog even.

Lees de opdracht op blz. 229. 

Daar staat extra uitleg.

Schrijf de zin goed op. Gebruik perfectum.
(kopen) Ik een paar souvenirs en twee T-shirts.

Lees de opdracht op blz. 229. 

Daar staat extra uitleg.

Schrijf de zin goed op. Gebruik perfectum.
(koken) 's Avonds mijn vriend voor mij en een paar andere vrienden.

Lees de opdracht op blz. 229. 

Daar staat extra uitleg.

Schrijf de zin goed op. Gebruik perfectum.
(klaarmaken) Hij een typisch Duitse maaltijd.

Lees de opdracht op blz. 229. 

Daar staat extra uitleg.

Schrijf de zin goed op. Gebruik perfectum.
(gaan) Zondagochtend we nog naar een museum.

Lees de opdracht op blz. 229. 

Daar staat extra uitleg.

Schrijf de zin goed op. Gebruik perfectum.
(vertrokken) Om 13.00 uur ik weer met de trein naar Nederland.

Lees de opdracht op blz. 229. 

Daar staat extra uitleg.

Imperfectum

Nu ga je oefenen met de imperfectum. 

Eerst volgt nog even wat uitleg met wat voorbeelden.

Imperfectum

Het imperfectum gebruik je om over zaken in het verleden te praten die niet afgerond zijn. Je gebruikt deze tijd onder meer in de volgende gevallen:

- Als je een gewoonte beschrijft. (Ik ging vroeger met de trein op vakantie.)

- Als je een situatie beschrijft. (Ik kocht brood, melk en kaas.)

- Als je het hebt een specifieke tijd in het verleden. (Sliepen de kinderen al?)

- Als je over fictieve situaties praat of een advies geeft. (Als ik jou was, zou ik die broek niet kopen.)

- In de hoofdzin als de rest van de zin in de voltooid verleden tijd staat. 

(Ik wilde wat lekkers kopen, maar ik was mijn portemonnee vergeten.)

- In de directe en indirecte rede.

(Hij vroeg of we mee wilden naar het concert.)

(Hij vroeg: “Willen jullie mee naar het concert?”)

Welke zin is goed? Gebruik imperfectum.

1. Die avond ga ik met een vriend naar een feestje van Simone.
2. Die avond ging ik met mijn vriend naar een feestje van Simone.
3. Die avond ben ik met mijn vriend naar een feestje van Simone gegaan.
4. Die avond ik ging met mijn vriend naar een feestje van Simone.

Welke zin is goed? Gebruik imperfectum.

1. Simone gaf namelijk een groot feest , omdat ze de volgende dag dertig jaar wordt.
2. Simone gaf namelijk een groot feest, omdat ze de volgende dag dertig jaar werdt.
3. Simone gaf namelijk een groot feest, omdat ze de volgende dag dertig jaar werd.
4. Simone geeft namelijk een groot feest, omdat ze de volgende dag dertig jaar wordt.

Welke zin is goed? Gebruik imperfectum.

1. Ik verkleedde me voor het feest en mijn vriend kwam me met de fiets halen.
2. Ik verklede me voor het feest en mijn vriend kwam me met de fiets halen.
3. Ik verkleed me voor het feest en mijn vriend komt me met de fiets halen.
4. Ik verkleedde me voor het feest en mijn vriend heeft mij met de fiets opgehaald.

Welke zin is goed? Gebruik imperfectum.

1. Simone vierte haar verjaardag in een cafe in de stad.
2. Simone vierde haar verjaardag in een cafe in de stad.
3. Simone vierdde haar verjaardag in een cafe in de stad.
4. Simone heeft haar verjaardag in een cafe in de stad gevierd.

Welke zin is goed? Gebruik imperfectum.

1. We komen om 20.30 uur als een van de eersten in het cafe.
2. We komden om 20.30 uur als een van de eersten in het cafe.
3. We zijn om 20.30 uur als een van de eersten in het cafe gekomen.
4. We kwamen om 20.30 uur als een van de eersten in het cafe.

Welke zin is goed? Gebruik imperfectum.

1. In het cafe hingen veel slingers en ballonnen en op een grote tafel stonden verschillende soorten taart.
2. In het cafe hangden veel slingers en ballonnen en op een grote tafel stonden verschillende soorten taart.
3. In het cafe hingen veel slingers en ballonnen en op een grote tafel staan verschillende soorten taart.
4. In het cafe hangen veel verschillende slingers en ballonnen en op een grote tafel staan verschillende soorten taart.

Welke zin is goed? Gebruik imperfectum.

1. We feliciteerde Simone met haar verjaardag en gaven haar een cadeau.
2. We feliciteerden Simone met haar verjaardag en gaven haar een cadeau.
3. We feliciteerden Simone met haar verjaardag en geefden haar een cadeau.
4. We feliciteerde Simone met haar verjaardag en hebben haar een cadeau gegeven.

Welke zin is goed? Gebruik imperfectum.

1. Ik nam een stukje appeltaart en haalde een kopje koffie.
2. Ik nam een stukje appeltaart en haalden een kopje koffie.
3. Ik neem een stukje appeltaart en haal een kopje koffie.
4. Ik neemde een stukje appeltaart en haalde een kopje koffie.

Welke zin is goed? Gebruik imperfectum.

1. Mijn vriend heeft geen zin in koffie en bestelde direct een biertje.
2. Mijn vriend had geen zin in koffie en besteldde direct een biertje.
3. Mijn vriend had geen zin in koffie en bestelde direct een biertje.
4. Mijn vriend had geen zin in koffie en bestelden direct een biertje.

Welke zin is goed? Gebruik imperfectum.

1. Een half uur later arriveerden het hockeyteam van Simone.
2. Een half uur later arriveerdde het hockeyteam van Simone.
3. Een half uur later arriveerdden het hockeyteam van Simone.
4. Een half uur later arriveerde het hockeyteam van Simone.

Dictee

Luister naar het dictee.
Schrijf daarna de woorden op:
1. .... - 2. .... - 3. .... - 4. .... - 5. ....

Luister naar het dictee.
Schrijf daarna de woorden op in lettergrepen:
1. .... - 2. .... - 3. .... - 4. .... - 5. ....

Lettergrepen = let-ter-gre-pen

Zijn er vragen of opdrachten die je niet begrijpt? Of heb je mogelijk wensen voor de volgende keer? Geef het dan hier aan.

Einde van de les