This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welkom!
Hoofdstuk 1 Inkomen en Welvaart
Oefenvragen
Slide 1 - Slide
Bij een CPI van 98,1, is er dan sprake van inflatie of deflatie?
A
Deflatie
B
Inflatie
Slide 2 - Quiz
Wat is inflatie?
A
Algemene stijging van de prijzen
B
Een stijging van de koopkracht
C
Hetzelfde als deflatie
D
Een daling van de koopracht
Slide 3 - Quiz
De inflatie is 0,5% Je nominale loon stijgt met 1,2% Hoeveel % verandert je koopkracht?
A
0,5%
B
1,2%
C
1,7%
D
0,7%
Slide 4 - Quiz
Stijging inkomen in % - inflatie in % = ....
A
reëel inkomen
B
nominaal inkomen
C
modaal inkomen
D
duurzaam inkomen
Slide 5 - Quiz
Wanneer je inkomen gelijk blijft en de inflatie stijgt, dan neemt de koopkracht...
A
Toe
B
Af
C
Blijf gelijk
Slide 6 - Quiz
Welke 3 soorten inkomens zijn er?
A
Inkomen uit werk, overdracht en overheid
B
Inkomen uit arbeid, zakgeld en uitkering
C
Inkomen uit arbeid, rente en overdracht
D
Inkomen uit arbeid, bezit en overdracht
Slide 7 - Quiz
Wat zijn ook al weer de primaire inkomens?
Slide 8 - Open question
Wat zijn de 6 P's?
timer
1:00
Slide 9 - Open question
6 P's
Slide 10 - Slide
Wat hoort niet bij duurzaam produceren en consumeren?
A
Eerlijke handel
B
Milieuaspecten
C
Laagst mogelijk kostprijs
Slide 11 - Quiz
Op het brutoloon wordt er .... ingehouden
A
Loonbelasting
B
Sociale premies
C
Loonbelasting en sociale premies
D
uitkering
Slide 12 - Quiz
Nettoloon is ..... dan brutoloon
A
hoger
B
lager
C
hetzelfde
D
gelijk aan
Slide 13 - Quiz
Het zakgeld is € 10,- Je krijgt 10% meer zakgeld van jouw ouders. Wat is de groeifactor
A
0,1
B
0,9
C
1
D
1.1
Slide 14 - Quiz
Wat is de groeifactor van 1,8% ?
A
1,8
B
1,018
C
1,18
D
1,0018
Slide 15 - Quiz
Wat geeft de lorenzcurve aan bij de ongelijke verdeling?
A
De armste 30 % van de mensen verdient 30 % van het inkomen
B
De armste 30 % van de mensen verdient 3 % van het inkomen
C
De rijkste 70 % van de mensen verdient 40 % van het inkomen
D
De rijkste 30 % van de mensen verdient 60 % van het inkomen
Slide 16 - Quiz
Wat is de economische uitleg voor het begrip schaarste?
Slide 17 - Open question
Jeroen heeft veel geld en werkt niet, waardoor hij veel vrije tijd heeft. Maar Jeroen heeft niet veel vrienden en heeft vaak een slecht humeur. Hij vindt dat de straat in zijn woonplaats altijd vuil is. Wat kun je zeggen over Jeroen zijn welvaart en welzijn?
A
Jeroen zijn welvaart is hoog en zijn welzijn is laag.
B
Jeroen zijn welvaart en zijn welzijn zijn hoog.
C
Jeroen zijn welvaart is laag en zijn welzijn is hoog.
D
Jeroen zijn welvaart en welzijn zijn laag.
Slide 18 - Quiz
Wat is het indexcijfer van 2016?
Jaar
2013
2014
2015
2016
Prijs
€ 2,64
€ 2,75
€ 2,51
€ 2,78
Indexcijfer
100
A
89,2
B
90,3
C
98,6
D
110,8
Slide 19 - Quiz
Wat is het consumentenprijs-indexcijfer?
A
100
B
103,75
C
106,5
D
109,25
Slide 20 - Quiz
Prijs op 1 januari 2022: 999 euro Prijs op 1 september 2022: 1036,50 euro Hoeveel procent is de prijs gestegen?
A
-3,8%
B
3,8%
C
3,6%
D
Ik weet het niet
Slide 21 - Quiz
Je hebt een kortingsbon van €10. Je koopt voor €60 aan spullen. Hoeveel procent is de korting?