Inleiding - Groot worden p. 13-38

Inleiding - Ontwikkelingspsychologie 






(Groot worden p. 13-38)
1 / 55
next
Slide 1: Slide
Psychologie/sociologieSecundair onderwijs

This lesson contains 55 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Inleiding - Ontwikkelingspsychologie 






(Groot worden p. 13-38)

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

1. De ontwikkeling van het kind: gewikt en gewogen
  • Geef een aantal voorbeelden van interacties tussen een kind en zijn/haar leerkracht, opvoeder, ouder.

  • Wat is belangrijk om rekening te houden in je omgang met (jonge) kinderen?

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

1. De ontwikkeling van het kind: gewikt en gewogen
  • Als opvoeder dagelijks omgang, interactie met kinderen.
  • Afhankelijk van de leeftijd van het kind pas je als opvoeder je omgang aan.
  • Elke leeftijdscategorie heeft haar eigen specifieke eigenschappen – op ongeveer dezelfde leeftijd zetten kinderen/volwassenen dezelfde stappen.


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

1. De ontwikkeling van het kind: gewikt en gewogen
  • Belangrijk dat je kinderen kan situeren in de levensloop (aan de hand van hun ontwikkelingsfase). 
  • Iedere fase bouwt voort op vorige fase en legt bouwstenen voor de volgende.
  • In een bepaalde levensfase kunnen kinderen nog kenmerken vertonen van vorige fase of reeds kenmerken hebben van volgende fase


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

1. De ontwikkeling van het kind: gewikt en gewogen - belang van het handboek
  • Door inzicht in het normale ontwikkelingsverloop van een kind kan je kinderen met afwijkende ontwikkeling identificeren. Professionele opvoeders dragen hierin grote verantwoordelijkheid.

  • Mogelijkheid om eigen levensloop en die van anderen te begrijpen.

  • Inzichten uit ontwikkelingspsychologie zijn onmisbaar voor pedagogiek


Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Wat is ontwikkeling? Geef je eigen omschrijving/definitie.

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Ontwikkelen doe je levenslang.
waar
niet waar

Slide 7 - Poll

This item has no instructions

Geef een voorbeeld waarin je aantoont dat je levenslang ontwikkelt.

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

2. Wat is ontwikkeling?
= veranderen van een aanwezige structuur (dus de persoon in zijn geheel)
  • vanaf de conceptie tot aan de dood; dus een levenslang proces
  • zowel verwerven van nieuwe mogelijkheden als verliezen van een functie of vaardigheid
  • ontwikkeling is een proces: veranderingen gebeuren geleidelijk en zijn niet herhaalbaar (geen momentopname)



Slide 9 - Slide

This item has no instructions

3. Hoe ontstaat  ontwikkeling? p. 18
Het is belangrijk om te weten door welke invloeden de ontwikkeling van een kind wordt bepaald?



We moeten dus achterhalen welke ontwikkelingsfactoren van invloed zijn op de ontwikkeling.
Laten we eens even kijken...



Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Hebben ouders en andere opvoeders een invloed op wie je wordt als volwassene?
ja
nee

Slide 11 - Poll

This item has no instructions

Welke andere factoren kunnen ook invloed hebben op de ontwikkeling van een kind?

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

3. Hoe ontstaat  ontwikkeling? p. 18
Nature/nurture-debat: wat is dit? Wie kan dit uitleggen?

  • Is het voornamelijk de natuur die ontwikkeling beïnvloedt of is het milieu/de omgeving het belangrijkst? En zijn er nog andere factoren in het spel?



Slide 13 - Slide

This item has no instructions

3. Hoe ontstaat  ontwikkeling? p. 18
Nature = natuur, aanleg, erfelijkheid, ‘nature’:
  • eigenschappen waarmee het kind geboren wordt
  • zowel manifest als latent aanwezig
  • aanlegtheorie: ontwikkeling wordt hoofdzakelijk door erfelijke factoren bepaald, milieu kan hooguit gunstige voorwaarden scheppen
  • pessimistische visie op opvoeding -> waarom zou dit pessimistisch kunnen zijn?



Slide 14 - Slide

This item has no instructions

3. Hoe ontstaat  ontwikkeling? p. 18
Nurture = milieu, omgeving


  • ontwikkeling wordt beïnvloed door omgeving
  • milieutheorie: omgeving heeft actieve invloed, mens wordt bijna volledig bepaald door milieu en opvoeding. Uiterlijke krachten die opvoeding sturen.
  • optimistische visie op opvoeding



Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Noem voorbeelden van jouw eigenschappen die zijn aangeboren.

Slide 16 - Mind map

This item has no instructions

Noem voorbeelden van jouw eigenschappen die zijn aangeleerd.

Slide 17 - Mind map

This item has no instructions

En dan is er nog... zelfbepaling
Zelfbepaling als derde ontwikkelingsfactor
  • mens heeft eigen vrije keuze
  • mens kan zelf omstandigheden scheppen
  • mens kan kiezen (‘ja’) en verwerpen (‘nee’)
  • mens bepaalt zelf wat hij met de eigen mogelijkheden doet
  • mens is geen willoze speelbal van aanleg of omgeving

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Imani is blind geboren
A
Nature
B
Nurture
C
Zelfbepaling

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Ik groei op in een pleeggezin
A
Nature
B
Nurture
C
Zelfbepaling

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Merel knipt haar haar kort, ondanks dat haar ouders liever lang haar zien
A
Nature
B
Nurture
C
Zelfbepaling

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

De gulden middenweg...
Naast natuur en milieu is zelfbepaling een belangrijke ontwikkelingsfactor.
De drie factoren beïnvloeden elkaar. Ontwikkeling is het dynamisch spel tussen deze drie factoren.
Op bepaalde momenten in de ontwikkeling kan een bepaalde factor een doorslaggevende invloed hebben.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

4. Wetmatigheden in de ontwikkeling
  • Ieder mens heeft zijn eigen ontwikkelingstempo.
  • Ontwikkelingsverloop kent een vaste volgorde.
  • Ieder mens heeft de innerlijke kracht om te ontwikkelen.
  • Ontwikkeling wordt gekenmerkt door gevoelige perioden.




Slide 23 - Slide

Gevoelige perioden (ook wel sensitive periods genoemd) zijn specifieke tijdsperiodes in de ontwikkeling van een individu waarin het brein bijzonder ontvankelijk is voor bepaalde stimuli of ervaringen. Tijdens deze perioden is de kans groter dat bepaalde vaardigheden, zoals taal, motorische functies of sociale interacties, zich optimaal ontwikkelen als de juiste stimulatie aanwezig is. Als deze ervaringen of stimulaties tijdens een gevoelige periode niet of onvoldoende aanwezig zijn, kan de ontwikkeling van de betreffende vaardigheid minder efficiënt of incompleet zijn, maar meestal is enige mate van latere inhaalgroei nog mogelijk.
5. Stromingen binnen de psychologie
Historisch zijn er verschillende theorieën of visies op ontwikkeling.
Theorie = bril waarmee psycholoog naar werkelijkheid kijkt en deze begrijpt.

Vijf belangrijke stromingen (volgens ons boek).





Slide 24 - Slide

This item has no instructions

5. Stromingen binnen de psychologie
Psychodynamisch perspectief -  Freud, Erikson
Behaviorisme -  Watson, Skinner
Cognitivisme - Piaget
Evolutionair of ethologisch perspectief -  Darwin, Lorenz
Contextueel of ecologisch perspectief -  Vygotsky





Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Video

This item has no instructions

5. Stromingen binnen de psychologie: psychodynamisch perspectief (Freud - Erikson)
  • onbewuste = centrale drijfkracht bij ontwikkeling
  • gedrag wordt beïnvloed door innerlijke krachten en onbewuste driften (interne invloeden) (driften zijn aangeboren)
  • belangrijke aanhangers:  Freud -  Erikson
 (bespreking verder in de cursus)

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Video

This item has no instructions

5. Stromingen binnen de psychologie: behaviorisme (Watson - Skinner)
  • gedrag gebeurt niet ongewust, maar kan aangeleerd/afgeleerd worden door controle uit te oefenen op omgevingsprikkels (externe invloeden)
  • conditionering
  • leren door imitatie (modelleren - Bandura)
  • verwerpen idee dat alle mensen dezelfde opeenvolgende stadia doorlopen
  • belangrijke aanhangers: Watson - Skinner


Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Slide 30 - Video

This item has no instructions

5. Stromingen binnen de psychologie: cognitivisme (Piaget)
  • aandacht weer op het innerlijke
  • WANT denkprocessen hebben invloed op het gedrag
  • bestuderen de evolutie van het denkvermogen
  • belangrijkste figuur: Piaget


Slide 31 - Slide

This item has no instructions

5. Stromingen binnen de psychologie: evolutionair of ethologisch perspectief
  • oorsprong ligt in evolutietheorie van Darwin
  • bestudeert het effect van biologische kenmerken op het gedrag.
  • bestuderen vaak dieren en trekken parallellen naar menselijke ontwikkelingspatronen
  • Voorbeeld: Lorenz - Bowlby
  • Recente ontdekkingen betreffende menselijke erfelijkheid hebben deze theorie weer op voorgrond gebracht.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Video

This item has no instructions

Slide 34 - Video

This item has no instructions

5. Stromingen binnen de psychologie: contextueel of ecologisch perspectief
  • Unieke ontwikkeling van een kind kan je niet los zien van de complexe sociale en culturele context waarin kind opgroeit.
  • Aanhangers: Vygotsky - Bronfenbrenner

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

5. Stromingen binnen de psychologie
Eén visie of combinaties?


Afhankelijk van de persoon, zijn erfelijk materiaal, zijn interesses, zijn ervaring en zijn omgeving, zullen één of meer visies de unieke ontwikkeling van iemand in kaart brengen

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

6. Hoe met ontwikkeling omgaan?
1. Werken in de zone van naaste ontwikkeling
  • wie is de wetenschapper die de zone van naaste ontwikkeling heeft onderzocht?
  • wat is de zone van naaste ontwikkeling?

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

6. Hoe met ontwikkeling omgaan? p. 28
1. Werken in de zone van naaste ontwikkeling
Opvoeder:
- inspelen op ontwikkelingsniveau van kinderen
- moet handelen richten op het toekomstige ontwikkelingsniveau van een kind om de ontwikkeling te stimuleren = zone van naaste ontwikkeling
- bezighouden met rijpende functies (ipv gerijpte functies)
- helpen vragen/problemen op tel ossen die hij/zij uit zichzelf (nog) niet kan

trachten het kind altijd een stapje verder te brengen

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Slide 39 - Video

This item has no instructions

6. Hoe met ontwikkeling omgaan? p. 28
- beweeg je steeds in de zone van naaste ontwikkeling
- geen té moeilijke dingen (frustratie, demotivatie, ontgoocheling, zelfbeeld, zelfvertrouwen) maar ook niet te gemakkelijk (schoolmoeheid, verveling...)
- vertrekken vanuit actuele ontwikkelingsniveau en zo klein vooruit denken -> differentiatie! -> taken/opdrachten aanpassen aan ontwikkeling van elk individueel kind!

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

6. Hoe met ontwikkeling omgaan?
Zone van naaste ontwikkeling (Vygotsky) = afstand tussen het feitelijk ontwikkelingsniveau (wat kind kan zonder hulp) en potentiële ontwikkelingsniveau (wat kind kan onder begeleiding)

Omgeving is dus belangrijk in de ontwikkeling van een kind!

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

6. Hoe met ontwikkeling omgaan?
2. Welbevinden en betrokkenheid als richtsnoeren
WELBEVINDEN + BETROKKENHEID 
  • = twee condities die bepalen of optimale ontwikkeling mogelijk is
  • bevinden zich in feitelijk ontwikkelingsniveau
  • deze twee condities moeten ten volle aanwezig zijn om kinderen te zien openbloeien
 

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

6. Hoe met ontwikkeling omgaan?
= mate waarin opvoedingscontext tegemoet komt aan de basisbehoeften van het kind

  • bij goed welbevinden voelen kinderen zich als een vis in het water, zijn gelukkig, emotionele ontwikkeling is onbedreigd
  • is voorwaarde voor betrokkenheid


Slide 43 - Slide

This item has no instructions

6. Hoe met ontwikkeling omgaan?
  • heeft te maken met de intensiteit van de activiteit
  • betrokken kind is geconcentreerd, gedreven en wordt opgeslorpt door de activiteit
  • beleeft plezier en is intens bezig met grens van eigen kunnen
  • door betrokkenheid wordt er ‘diepgaand’ geleerd


Slide 44 - Slide

This item has no instructions

6. Hoe met ontwikkeling omgaan?
WELBEVINDEN + BETROKKENHEID 
 
  • zijn observeerbare variabelen
  • geven je als opvoeder onmiddellijk feedback waardoor je je handelingen meteen kan bijsturen 

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Slide 46 - Slide

Wie kent de naam van deze theorie?
Wie zijn de grondleggers van deze theorie?
Wie kan de theorie kort uitleggen?
6. Hoe met ontwikkeling omgaan?
3. Motivatie als motor voor leren en ontwikkeling
Zelfdeterminatietheorie: belang van psychologische basisbehoeften:
  • autonomie
  • competentie
  • (relationele) verbondenheid

Hieraan tegemoetkomen als opvoeder, stimuleert ontwikkeling en optimaal functioneren van kinderen!

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

ZDT: autonomie
  • zelf het gevoel hebben regie te voeren over zijn leven
  • psychologisch vrij te  handelen en zonder druk te kunnen functioneren
  • DUS stellen van gedrag dat aansluit biuj eigen interesses, waarden en ideeën

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

ZDT: competentie
  • behoefte om gewenste activiteiten tot een goed einde te brengen
  • de gedragingen doen waar je een talent voor hebt en hiermee impact kunt hebben
  • Je doet bijvoorbeeld een baan die bij je past en waar je iets mee kan betekenen voor anderen.

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

ZDT: (relationele) betrokkenheid
  • behoefte om positieve relaties met anderen op te bouwen en zich geliefd voelen

Slide 50 - Slide

This item has no instructions

ZDT: autonoom gemotiveerd handelen dankzij de bevrediging van deze basisbehoeften
1. AUTONOME MOTIVATIE
* intrinsieke motivatie: passie, plezier, interesse
* geïdentificeerde regulatie: zinvol, relevant
2. GECONTROLEERDE MOTIVATIE = DRUK!
* externe druk: beloning of straf van buitenaf
* interne druk (geïntrojecteerde regulatie): schuld- of schaamtegevoel
3. AMOTIVATIE
NIET gemotiveerd zijn
--> zie voorbeeld p. 33!

Slide 51 - Slide

This item has no instructions

ZDT: autonome motivatie = meest kwalitatieve vorm!
want tal van positieve uitkomsten (interesse, plezier, welbevinden, minder angst)

Opvoeders kunnen autonome motivatie stimuleren door:
- structurerend op te treden: mate waarin aan het kind houvast geboden wordt zodat het weet wat er verwacht wordt
- autonomieondersteunend op te treden:
     * zinvolle en concrete uitleg over het waarom van een       
      regel/taak      
     * inzicht in interesses en persoonlijke waarden van kind en
     activiteiten bieden die hierbij aansluiten
     * empathisch meeleven
     * keuzemogelijkheden aanbieden
     * kinderen inspraak geven bij opstellen van regels

Slide 52 - Slide

This item has no instructions

7. Ontwikkelingsfasen en ontwikkelingsdomeinen p. 35
Kennen  jullie de verschillende ontwikkelingsfasen met de bijpassende leeftijdsgrenzen nog?

SPEL: 2 groepen: van elke groep komt telkens 1 leerling naar voor. Jullie krijgen telkens 1 woord te horen. De leerling die het snelst de juiste levensloopfase op bord aanduidt, krijgt een punt voor zijn/haar groep.

Slide 53 - Slide

Prenatale fase
Baby: O-1/1,5
Peuter: 1/1,5-3
Kleuter: 3-6
Lagereschoolkind: 6-12
Adolescent: 12-18/20
Jongvolwassenheid: 18/20-30/35
Middenvolwassenheid: 30/35-65
Late volwassenheid: 65+
7. Ontwikkelingsfasen en ontwikkelingsdomeinen 
Ontwikkelingsgebieden = de verschillende domeinen waarin een persoon zich ontwikkelt gedurende zijn of haar levensloop. Ze beschrijven de aspecten van groei en verandering die plaatsvinden op fysiek, cognitief, sociaal en emotioneel vlak. Elk ontwikkelingsgebied richt zich op specifieke vaardigheden en capaciteiten die individuen ontwikkelen, zoals motorische vaardigheden, denkprocessen, interacties met anderen, en het omgaan met emoties.

Slide 54 - Slide

This item has no instructions

7. Ontwikkelingsfasen en ontwikkelingsdomeinen 
Welke ontwikkelingsgebieden ken je? Zie ook boek p. 35-37! Deze moet je kennen!
  • lichamelijke ontwikkeling
  • motorische ontwikkeling
  • cognitieve ontwikkeling
  • tekenontwikkeling
  • perceptuele ontwikkeling
  • taalontwikkeling, spelontwikkeling
  • seksuele ontwikkeling
  • sociaal-emotionele ontwikkeling
  • morele ontwikkeling
  • persoonlijkheidsontwikkeling

Slide 55 - Slide

This item has no instructions