Nazisme en Fascisme

Totalitaire systemen
Propaganda & communicatie
1 / 21
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Totalitaire systemen
Propaganda & communicatie

Slide 1 - Slide

Wat we deze les gaan doen
Deze les staat in het teken van de Kenmerkende aspecten
  • het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën  fascisme en nationaalsocialisme
  • de rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie

Slide 2 - Slide

Wat we deze les gaan doen
We behandelen de situaties in drie verschillende gebieden:
  • Het fascisme in het Italië van Mussolini
  • Het nationaalsocialisme in het Duitsland van Hitler

Slide 3 - Slide

Italië onder Mussolini

Slide 4 - Slide

Fascisme
Kenmerken fascisme:
  • Extreem-nationalistisch
  • Militaristisch
  • Antidemocratisch
  • Eén leider principe
  • Verheerlijking geweld (bv. knokploegen)
  • Totalitair

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Waar
Niet
waar
Het fascisme richtte zich tegen het communisme
Na de 'mars op Rome' werd Mussolini leider van de fascisten
Mussolini werd de nieuwe koning van Italië
Mussolini liet zich 'il duce' noemen, dat betekent 'de leider'
Fascisme is tegen de democratie
Fascisme is tegen nationalisme

Slide 7 - Drag question

Duitsland onder Hitler

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Vraag: Welke zinnen zijn kenmerken van totalitaire samenlevingen? 
Sleep de juiste antwoorden in het vak.
Totalitaire samenleving
Geen kenmerk
De bevolking leeft in angst.
Er is censuur.
De landbouw wordt gemoderniseerd door collectivisatie.
Met showprocessen wordt geregeld dat er geen terreur is.
Er zijn vrije verkiezingen.
De kranten mogen schrijven wat ze willen.
Propaganda wordt zo veel mogelijk voorkomen.
Eén persoon heeft alle macht.

Slide 13 - Drag question

Welke nationalistische stroming kwam in Italië op?
A
Fascisme
B
Nationaalsocialisme
C
Nazi's
D
Liberalisme

Slide 14 - Quiz

Politieke stroming die past bij de partij van Hitler.
A
NSDAP
B
Gelijkschakeling
C
Nationaalsocialisme
D
Rassenleer

Slide 15 - Quiz

Het grote inhoudelijke verschil tussen de fascisme en nationaalsocialisme is
A
Dat het nationaalsocialisme ondemocratisch is
B
Dat het nationaalsocialisme propaganda kent
C
Dat het nationaalsocialisme in Duitsland is
D
Dat het nationaalsocialisme racistisch is

Slide 16 - Quiz

Hitler wilde dat alle Duitsers in één land zouden wonen. Welke term hoort hierbij?
A
Lebensraum
B
Antisemitisme
C
Heim ins Reich
D
Nationaalsocialisme

Slide 17 - Quiz

Wat past niet bij het begrip nazificatie?
A
Geen persvrijheid
B
Verzet
C
Verspreiden van het nationaalsocialisme onder de bevolking
D
Propaganda

Slide 18 - Quiz

Welk idee hoort NIET bij het Nationaalsocialisme?
A
Er moet 1 sterke leider zijn
B
Het idee van Lebensraum
C
Antisemitisme
D
Al het bezit is van de staat

Slide 19 - Quiz

De kranten mochten alleen schrijven over dingen die de NSDAP goed vond.
Welk begrip past hier het beste bij?
A
Persvrijheid
B
Nationaalsocialisme
C
Censuur
D
Dictatuur

Slide 20 - Quiz

Deze vraag gaat over het fascisme en communisme.

Welke uitspraak is juist?
A
Stalin en Mussolini
B
Hitler en Lenin
C
Stalin en Hitler
D
Mussolini en Hitler

Slide 21 - Quiz