Introductieles opdracht 3 ruzie DISK

Introductie en doel van de les 
ruzie

Dit thema gaat over ruzie.

In de vorige les en in opdracht 1 en 2 heb je al veel woorden over dit thema geleerd. Aan het eind van deze les ken je de betekenis van nieuwe woorden en kun je zinnen maken met die woorden.
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Introductie en doel van de les 
ruzie

Dit thema gaat over ruzie.

In de vorige les en in opdracht 1 en 2 heb je al veel woorden over dit thema geleerd. Aan het eind van deze les ken je de betekenis van nieuwe woorden en kun je zinnen maken met die woorden.

Slide 1 - Slide

timer
2:00
10 woorden uit de vorige les

Slide 2 - Mind map

Uitleg van nieuwe woorden 
1.  Lees het woord
2.  Lees de betekenis(sen)
3.  Lees de voorbeeldzin(nen)
4.  Bekijk de plaatjes

Slide 3 - Slide

opkomen (voor iemand)
iemand beschermen of verdedigen
Klasgenoten moeten opkomen voor kinderen die gepest worden.

Slide 4 - Slide

uitschelden
slechte dingen roepen tegen iemand
De pesters schelden de jongen uit. Ze roepen "watje en nerd".
Het dikke meisje wordt vaak uitgescholden.

Slide 5 - Slide

langs
naast / voorbij
Ik kom elke dag langs de bioscoop.
                                  Ik loop graag langs het strand.                                                             Langs de kant van de weg staan bomen                                  

Slide 6 - Slide

brutaal
onbeleefd / ongepast
De jongen was erg brutaal tegen de oude man. Hij schold hem uit voor "demente ouwe".






Slide 7 - Slide

de hulp
de keer dat je helpt of geholpen wordt
Als ik een klusje heb, vraag ik mijn buurman om hulp.
De voedselbank biedt hulp aan mensen die weinig geld hebben.

Slide 8 - Slide

naast /
voorbij
slechte
dingen 
roepen
tegen
iemand
onbeleefd/
ongepast
de keer
dat je
helpt of
geholpen
wordt
iemand
beschermen
of verdedigen
de hulp
brutaal
langs
opkomen voor iemand
uitschelden

Slide 9 - Drag question

Maak een zin met
"opkomen voor".

Slide 10 - Open question

Wat hoort NIET bij
"de hulp"?
A
helpen
B
redden
C
roddelen
D
verzorgen

Slide 11 - Quiz

Schrijf minstens twee woorden op die horen bij "brutaal".

Slide 12 - Open question

Maak een zin met
"langs".

Slide 13 - Open question

Maak een zin met
"uitschelden".

Slide 14 - Open question

goedkomen
goed aflopen / goed eindigen
Vroeger gebruikte hij drugs, maar gelukkig is het allemaal goedgekomen.
Hij maakt zich nooit zorgen, want alles komt goed volgens hem.

Slide 15 - Slide

de situatie / de situaties
de toestand
Toen de auto door rood reed ontstond een gevaarlijke situatie.
Na het ongeluk zorgde de politie  voor een veilige situatie.

Slide 16 - Slide

pesten
iemand met opzet erg vervelend behandelen
Het meisje wordt erg gepest door haar klasgenoten.

Slide 17 - Slide

het zelfvertrouwen
gevoel dat je niemand anders nodig hebt om te bereiken wat je wilt  /  het vertrouwen in jezelf
Als niets lukt, gaat je zelfvertrouwen omlaag.
De jongen had veel zelfvertrouwen. Hij dacht dat hij alles kon.
                                                                                     

Slide 18 - Slide

zwak
niet sterk / met weinig kracht
We hebben met 8-0  gewonnen, want de tegenstander was erg zwak.

Slide 19 - Slide

niet sterk/
met weinig
kracht
iemand met
opzet erg
vervelend
behandelen
de
toestand
goed
aflopen/
goed
eindigen
het 
vertrouwen
in jezelf
de situatie
pesten
zwak
het zelfvertrouwen
goedkomen

Slide 20 - Drag question

Maak een zin met
"pesten".

Slide 21 - Open question

In welke situatie was jij blij?

Slide 22 - Open question

Welk woord hoort NIET bij
"zelfvertrouwen"?
A
je gelooft in jezelf
B
je vertrouwt iedereen
C
je vertrouwt op jezelf
D
je denkt alles komt goed

Slide 23 - Quiz

Wat kan NIET zwak zijn?
A
een ruzie
B
je kracht
C
je rapport
D
je gezondheid

Slide 24 - Quiz

Maak een zin met
"goedkomen".

Slide 25 - Open question

Maak oefening 3,  
op bladzijde 60 
van je boek.

Werk samen!!!

Ben je klaar? Maak 
dan oefening 6, 7, 8, 9
en 10 op bladzijde 62,
63, 64 en 65

Slide 26 - Slide