250313 Werkwoordspelling §10 + Thema C §5

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Welkom V2b!

Deze spullen heb ik nodig:

• leesboek
• schrift
• werkboek
• iPad
• etui

Wat gaan we doen?

• Lezen (10 min)
• Werkwoordspelling: werkwoordsvormen (25 min)
• Thema C - mening en argumenten (25 min)
• Uitleg opdracht formuleren + opstarten (10 min)

Werkwoordspelling

PowerPoint

Wat gaan we doen?

• Lezen (10 min)
• Werkwoordspelling: werkwoordsvormen (25 min)
• Thema C - mening en argumenten (25 min)
• Uitleg opdracht formuleren + opstarten (10 min)

Leerdoelen

Je leert:

• je mening onderbouwen met argumenten;
• reageren op een mening van een ander.

Leerdoelen

Je leert:

• je mening onderbouwen met argumenten;
• reageren op een mening van een ander.

Argumenten

1. Gaan over de inhoud, niet over de persoon die tegenover je zit. 
2. Onderbouw je zoveel mogelijk met feiten.

Reageren op elkaar

1. Laat de ander uitpraten. Ook al je het niet eens bent met wat die persoon zegt.
2. Blijf rustig.
3. Stel je een vraag aan de ander? Geef dan ook ruimte om een antwoord te geven.

Oefenen met argumenteren

1. Werk in drie- of viertallen. Verdeel de stellingen onder elkaar:

• De muziekschool moet gratis worden voor alle leerlingen van de basisschool.
• Kunst moet je altijd aan het denken zetten.
• Kunst moet meer gesubsidieerd worden.
• Kunstgeschiedenis moet een verplicht vak worden op de middelbare school.

2. Bepaal of je het eens of oneens bent met de stelling.
Bedenk en zoek argumenten die jouw mening ondersteunen. Noteer er ten minste drie.

3. Geef binnen de groep je mening over ‘jouw’ stelling en onderbouw deze met je argumenten. De anderen luisteren en zeggen ‘Stop! Waarom?’ als iets niet voldoende onderbouwd wordt. Als dat gebeurt, moet je je mening verder beargumenteren.

Wat gaan we doen?

• Lezen (10 min)
• Werkwoordspelling: werkwoordsvormen (25 min)
• Thema C - mening en argumenten (25 min)
• Uitleg opdracht formuleren + opstarten (10 min)

Vergelijkend warenonderzoek

Deel 1: individuele beoordeling (70%) 

1. Kies met je een groepje een product dat je wilt vergelijken, bijvoorbeeld margherita pizza's.
2. Bepaal vier punten waarop je het product gaat vergelijken (smaak, prijs, knapperige bodem, gezond)
3. Iedereen test één van de producten uit.

In de les schrijf je een beoordeling over het product dat jij getest hebt. Je vertelt wat je ervan vindt aan de hand van een rubric. Hier gaan we nog mee oefenen.

Deel 2: gezamenlijke beoordeling (30%)

Maak een flyer (voorkant/achterkant) met daarop een vergelijkend warenonderzoek. Welk product is nu de beste koop als je alle punten met elkaar vergelijkt?

Dit onderdeel maak je thuis.

Kies je product en bepaal de beoordelinsgcriteria

Opdracht

1. Kies met je een groepje een product dat je wilt vergelijken, bijvoorbeeld margherita pizza's.
2. Bepaal vier punten waarop je het product gaat vergelijken. Je kiest in elk geval de prijs als een beoordelingscriteria.

Het schrijven van de beoordeling doen we in de les op donderdag 27 maart. Het totale cijfer telt 2x mee. Je hebt dus vóór 27 maart je product uitgetest.

Volgende les

Volgende les:

• Grammaticale vorm: VD en INF