This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.
Zie je de werkwoorden van manier 1 (to be, hulpww)niet in de zin staan?
Dan gebruik je do, does of did om een vraag te maken.
Do / Does > tegenwoordige tijd. Does bij he/she/it.
Do bij alle andere personen.
Did > verleden tijd
Did bij alle personen gebruiken.
Did he work at the supermarket yesterday?
Gebruik je did in de vraag - 2e werkwoord in tt.
Vraagzinnen kun je op twee manieren vormen.
1 Vragen met het ww 'to be' en hulpwwen.
2 Vragen met do, does of did.
Zie je een vorm van deze wwen in de zin staan?To be of een hulpww?
Hulpwwen: can, could, would, may.
Dan zet je het hulpww vooraan en de rest van de zin blijft hetzelfde.
He is your boss
Is he your boss?
Do/does = t.t.
- I play football -> Do you play football? / Does he play football?
Did + hele ww= v.t.
I played football -> Did you play football