Les 9, vocativus (mandatum 12)

Vertaling tekst 9 r. 1 t/m 7
Het is een feestdag: vandaag vieren de burgers van Rome de Spelen. Overal schreeuwen omroepers op de straten:
LUISTER, ROMEINEN. 
WIJ KONDINGEN VOORSTELLINGEN AAN.
KOM EN ZIE! 
KOM NAAR HET AMFITHEATER. 
VIER DE SPELEN!
1 / 14
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vertaling tekst 9 r. 1 t/m 7
Het is een feestdag: vandaag vieren de burgers van Rome de Spelen. Overal schreeuwen omroepers op de straten:
LUISTER, ROMEINEN. 
WIJ KONDINGEN VOORSTELLINGEN AAN.
KOM EN ZIE! 
KOM NAAR HET AMFITHEATER. 
VIER DE SPELEN!

Slide 1 - Slide

Wat wordt bedoeld met de
imperativus?

Slide 2 - Open question

Imperativus is een...
A
werkwoordsvorm
B
zelfstandig naamwoord

Slide 3 - Quiz


a) Noteer in je schrift de imperativus ev en mv van de volgende werkwoorden.
b) Geef van de vormen die je gemaakt hebt de vertaling.
1 dare
2 custodire
3 manere
4 emere


* Dit is M11 uit je boek.

Slide 4 - Slide

Kijk je antwoorden op M11 na
1. da, date                       = geef
2. custodi, custodite = bewaak
3. mane, manete         = blijf
4. eme, emite                = koop

Slide 5 - Slide

M12a:
In welke zinnen wordt een imperativus gebruikt?

Slide 6 - Open question

Uitleg: vocativus (1/3)
vocare = roepen, noemen
--> vocativus = de naamval om iemand mee te roepen

Slide 7 - Slide

Uitleg: vocativus (2/3)
Meestal dezelfde vorm als de nominativus, 
behalve bij zelfst. nw. uit groep 2 op -us.

-us => -e   dus Aulus => Aule
-ius => -i   dus Lucius => Luci

Slide 8 - Slide

Uitleg: vocativus (3/3)
De vocativus staat altijd los van de rest van de zin.
"Wat gaan we eten, papa?"

Slide 9 - Slide

1. Puellae, cur non gaudetis?

Slide 10 - Open question

2. Fili, aquam bibe pro vino!

Slide 11 - Open question

3. Quinte, cur oculos claudis?

Slide 12 - Open question

4. Servi, vobis mandatum do: nuntiate spectaculum!

Slide 13 - Open question

Check: hoe heten de personen uit zin 3 (Q.) en zin 7 (P.) nu precies? Schrijf voluit!

Slide 14 - Open question