Herhaling H17 Evolutie

Welkom
Tas van tafel
Laptop pakken & in Lesson-Up
Binas pakken
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom
Tas van tafel
Laptop pakken & in Lesson-Up
Binas pakken

Slide 1 - Slide

Deze les
Je kan of zelfstandig bezig gaan met de les. Je verlaat dan deze LessonUp.
De LessonUp die je kan maken staat geüpload in onze klaspagina

Of je doet klassikaal mee. Je blijft dan in deze LessonUp



Klaar? Ga de oefentoets maken op eindexamensite 

Slide 2 - Slide

Soortvorming is voltooid als ....
A
.. er meerdere rassen zijn ontstaan
B
.. de twee groepen niet meer op elkaar lijken
C
.. de twee groepen zich niet meer onderling kunnen voortplanten
D
.. kruising van de twee groepen onvruchtbare nakomelingen geeft

Slide 3 - Quiz

Hoe weet je de verwantschap tussen twee soorten?
A
Dat zie je aan het eerste woord, de soortnaam
B
Dat zie je aan het eerste woord, de geslachtsnaam
C
Dat zie aan het tweede woord, de soortnaam
D
Dat zie je aan het tweede woord, de geslachtsnaam

Slide 4 - Quiz

De vleugel van een insect en de vleugel van een vogel zijn .... organen, zij hebben dezelfde ...
A
Analoge, Bouw
B
Analoge, Functie
C
Homologe, Bouw
D
Homologe, Functie

Slide 5 - Quiz

Homoloog vs analoog
Homoloog = de organen hebben oorspronkelijk hetzelfde bouwplan uit een gezamenlijke voorouder, maar zien er tegenwoordig anders uit

Analoog = de organen hebben geen oorsprong vanuit een gezamenlijke voorouder, maar hebben per toeval dezelfde functie gekregen

Slide 6 - Slide

Evolutie is niets anders dan een opeenstapeling van toevallige mutaties in het DNA die voordelig zijn voor de fitness van een individu
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Wat is evolutie?
A
Evolutie is het ontstaan van nieuwe soorten doordat organismen met de oorspronkelijke vorm uitsterven.
B
Evolutie is de ontwikkeling van leven op aarde, waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen.
C
Evolutie is de grotere overlevingskans van individuen met een betere aanpassing aan het milieu.
D
Evolutie is de ontwikkeling van het leven op aarde, via survival of the fittest, met de mens als einddoel

Slide 8 - Quiz

Genotype en fenotype
A
Genotype - de eigenschappen die in je DNA vaststaan Fenotype - welke eigenschappen tot uiting komen
B
Fenotype - de eigenschappen die in je DNA vaststaan Genotype - welke eigenschappen tot uiting komen

Slide 9 - Quiz

                                              De evolutietheorie gaat uit van:

1. variatie in        .................. 

2.      ......................             selectie

3. het       .....................           van nieuwe soorten en    ..........................       van soorten
Bij evolutie speelt ook  de     ..................................   in het genotype bij een soort een rol.
                        In elk soort komen in het genotype  ................................     verschillen voor. 

Soms is zo'n verschil handig om te ................................ 

ontstaan

natuurlijke

overleven

verandering

verdwijnen

genotype

toevallige

Slide 10 - Drag question

Evolutie in een notendop
1) er zijn binnen de populatie door mutaties en seksuele voortplanting nieuwe varianten ontstaan/varianten aanwezig waardoor genetische variatie aanwezig is


2) er vindt natuurlijk selectie plaats/ de (best)aangepaste individuen overleven


 3) de (best) aangepaste individuen geven de eigenschappen door

Slide 11 - Slide

Bij natuurlijke selectie past een organisme zich aan aan de omgeving
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Welke twee factoren bepalen de fitness van een individu?

Slide 14 - Open question

Zijn de volgende uitspraken waar of niet waar

1. Zowel de Aziatische als de Afrikaanse olifant heeft zich ontwikkeld uit de Moeritherium.

2. De Wolharige mammoet is uitgestorven in het Pleistoceen.

Slide 15 - Slide

Zijn de volgende uitspraken waar/niet waar?
A
1 = waar 2 = waar
B
1 = waar 2 = niet waar
C
1 = niet waar 2 = waar
D
1 = niet waar 2 = niet waar

Slide 16 - Quiz


Volgens de evolutietheorie hebben de Aziatische en de Afrikaanse olifant zich ontwikkeld uit ‘oer-olifantachtigen’ die ruim 50 miljoen jaar geleden op aarde leefden.

Hoeveel groepen olifantachtigen kwamen er voor in het begin van het Plioceen volgens de stamboom?

Slide 17 - Slide

Hoeveel groepen olifantachtigen kwamen er voor in het begin van het Plioceen volgens de stamboom?

Slide 18 - Open question

                                                                                                  De evolutie theorie in het kort: (kies 7 van de 10 opties)

Nieuwe genotypen ontstaat bij ................................   voortplanting.
Daardoor is het genotype van individuen van dezelfde soort 
......................................... precies hetzelfde.
De eigenschappen van individuen van één soort zijn daardoor net iets verschillend.


Eigenschappen waardoor een individu een grotere overlevingskans heeft, 
worden ...................................... doorgegeven aan nakomelingen. 


Wanneer populaties van één soort worden gescheiden spreken we
van ........................................ . Ze passen zich eventueel aan en veranderen, uiteindelijk
kunnen ze niet meer met elkaar voortplanten.


Dit gaat over uitgangspunt: 
Dit gaat over uitgangspunt: 
Dit gaat over uitgangspunt: 
geslachtelijke
celdeling
altijd
nooit
minder vaak
vaker
isolatie
natuurlijke selectie
variatie in genotype
ontstaan van nieuwe soorten

Slide 19 - Drag question

Slide 20 - Slide

Verklaar dat dit nog niet betekent dat de Yangtze-variant een aparte soort is

Slide 21 - Open question

Leg in drie stappen uit dat, door veranderingen in het DNA, in deze nieuwe leefomgeving een populatie van superkreeften kon ontstaan waarvan de eigenschappen afwijken van die van de oorspronkelijke migranten uit de Atlantische Oceaan.

Typ je antwoord in word en kopieer deze zo dadelijk in de slide

Slide 22 - Slide

Leg in drie stappen uit dat, door veranderingen in het DNA, in deze nieuwe leefomgeving een populatie van superkreeften kon ontstaan waarvan de eigenschappen afwijken van die van de oorspronkelijke migranten uit de Atlantische Oceaan.

Slide 23 - Open question

Zo'n twintig procent van de teken in Nederland is geïnfecteerd met de borrelia-bacteri (Borrelia burgdorferi) en kan deze bacterie overbrengen op mensen. De bacterie is de veroorzaker van de ziekte van Lyme. Mensen met deze ziekte hebben vaak last van vermoeidheid en gewrichtsproblemen. Als een arts de ziekte van Lyme vaststelt bij een patiënt schrijft de arts een antibioticum voor. Artsen zijn echter terughoudend in het voorschrijven van antibiotica. Door veelvuldig gebruik van antibiotica kunnen namelijk resistente bacteristammen ontstaan.
Beredeneer hoe door het gebruik van een antibioticum een resistente bacteriestam kan ontstaan.

Slide 24 - Open question

Aan de slag
Ga naar eindexamensite.nl en maak de oefentoets over evolutie


Of

 Ga naar de volgende link en begin met oefenen https://biologiepagina.nl/Havo5/N10Evolutie/Oefenen.htm

Slide 25 - Slide