Lees de volgende stellingen: 1. Door een trainingsprikkel treedt er een verstoring van het evenwicht op. Het prestatievermogen neemt hierdoor af. Dit noemt men de supercompensatie.
2. Vervolgens herstel je weer. Zelfs iets verder dan je vorige prestatievermogen. Dit noemt men het overloadprincipe.
A
beide stellingen zijn onjuist
B
beide stellingen zijn juist
C
stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
D
stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist
Slide 25 - Quiz
Lees de volgende stellingen: 1. Als de volgende training te lang uitblijft, kom je vervolgens weer op je oude prestatieniveau. Dit noem je het principe van reversibiliteit.
2. Wanneer je steeds te vroeg traint, kun je met overtraining te maken krijgen.
A
stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
B
beide stellingen zijn juist
C
stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist
D
beide stellingen zijn onjuist
Slide 26 - Quiz
'Steady state'
Slide 27 - Mind map
Hart frequentie
Slide 28 - Mind map
Waar staat de afkorting SMART voor?
Slide 29 - Open question
Waar staat de afkorting FITT voor?
Slide 30 - Open question
Lees onderstaande stellingen. 1. De intensiteit van een anaerobe training is vaak laag.
2. Als ik elke dag ga trainen dan is dat goed voor mijn prestatie vermogen.
A
beide stellingen zijn juist
B
beide stellingen zijn onjuist
C
stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
D
stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist
Slide 31 - Quiz
Als ik train voor een hardloop wedstrijd (afstand 42,195 km = marathon) dan moet ik veel in het anaerobe vermogen trainen.
A
juist
B
onjuist
Slide 32 - Quiz
Als ik ga trainen voor een 100 m sprint dan zit ik in zone 1 te trainen.
A
juist
B
onjuist
Slide 33 - Quiz
Welke trainingseffecten zijn er zichtbaar van een aerobe training?
A
HF rust wordt lager
B
het % vet in het lichaam wordt hoger
C
minder glycogeen voorraad
D
afname VO2 max
Slide 34 - Quiz
Welke trainingseffecten zijn er zichtbaar van een anaerobe training?