Paragraaf 1.6 - Massa en volume

1.6 Massa en volume
1 / 21
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 5 min

Items in this lesson

1.6 Massa en volume

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
1.6.1 Je kunt uitleggen wat met de massa van een stof wordt bedoeld.
1.6.2 Je kunt gram en kilogram naar elkaar omrekenen.
1.6.3 Je kunt uitleggen wat met het volume van een stof wordt bedoeld.
1.6.4 Je kunt het volume van een vloeistof meten met een maatcilinder.
1.6.5 Je kunt een maatcilinder op de juiste manier aflezen.

Slide 2 - Slide

Introductie
Hoe ‘zwaar’ iets is, weeg je met een weegschaal. 
Bij natuurkunde en scheikunde noem je dat ‘massa meten’.

Slide 3 - Slide

Massa meten




Bij natuurkunde en scheikunde zeg je niet: “het gewicht wegen”. Bij natuurkunde en scheikunde zeg je: “de massa meten”. De massa is hoeveel gram iets weegt. Bij natuurkunde en scheikunde zeg je: “De massa van het gehakt is 200 gram.” Je zegt ook: “De massa van de aardappels is 10 kilogram.” Om massa te meten gebruik je een weegschaal (afbeelding 1).

Achter het getal staat gram of kilogram. Gram en kilogram zijn eenheden van massa. Je kunt gram afkorten met g. Kilogram kun je afkorten met kg.
1 kg = 1000 g

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

De groenteboer zegt: “Alstublieft, 200 gram boontjes.”
Bij natuurkunde noem je ‘200 gram’ ........................
A
HET GEWICHT
B
DE MASSA

Slide 6 - Quiz

Reken om: van kilogram naar gram.
0,5 kg = ..............g

Slide 7 - Open question

Reken om: van gram naar kilogram
800 g = .........kg

Slide 8 - Open question

Volume van een vloeistof
Cola is een vloeistof. Je kunt meten hoeveel cola in een glas zit (afbeelding 3). Je meet dan het volume van de cola. Het volume is: hoeveel ruimte een vloeistof nodig heeft. Je kunt ook zeggen: het volume is de ruimte die een vloeistof inneemt.
Het volume meet je in liter of milliliter. Milliliter is een eenheid van volume. Je kunt milliliter afkorten met mL. Bijvoorbeeld: “Het volume van de cola in het glas is 250 mL.”

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Het volume van een glas cola is ........... de ruimte die de cola in het glas
inneemt.
A
niet
B
wel

Slide 11 - Quiz

Milliliter is de eenheid van.................
A
VOLUME
B
MASSA

Slide 12 - Quiz

Maatcilinder





Om het volume van een vloeistof te meten, gebruik je een maatcilinder (afbeelding 4). Op een maatcilinder staat een schaalverdeling. De getallen geven aan hoeveel milliliter bij die streep hoort. Met behulp van de strepen kun je nauwkeurig aflezen.


De maatcilinder van afbeelding 4 is gevuld tot streep 75. In de maatcilinder zit dus 75 milliliter vloeistof. Je zegt: “Het volume is 75 mL.”

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Tijd meten


Als je wilt weten hoe laat het is, dan kijk je op de klok. Een klok is een meetapparaat om de tijd te meten. Je kunt ook meten in hoeveel tijd je een afstand loopt. Dan gebruik je een stopwatch of een stopklok (afbeelding 4). Op een stopklok zitten knoppen. Met de groene knop kun je de klok starten. Met de rode knop kun je de klok stoppen. Met de zwarte knop zet je de wijzers op nul. Op een stopwatch zitten deze knoppen ook.


Veelgebruikte eenheden van tijd zijn: seconde (s), minuut (min) en uur (h).
Maatcilinder aflezen
Je doet water in een maatcilinder. Nu wil je aflezen hoeveel water er in de maatcilinder zit. Dan moet je op de juiste manier en heel nauwkeurig kijken. Zorg er altijd voor dat je het niveau van de vloeistof op gelijke hoogte houdt als je ogen (afbeelding 5).
  

De bovenkant van het water is niet plat. De bovenkant is een beetje hol (afbeelding 6). Het water staat een beetje omhoog tegen het glas. Daarom is het water aan de zijkant hoger dan in het midden. Als je een maatcilinder afleest, kijk je altijd naar het onderste randje.

Kijk naar afbeelding 6. In deze maatcilinder staan negen streepjes tussen 20 en 30 mL. Elk streepje betekent 1 mL. Je moet de maatcilinder aflezen bij het onderste randje. De pijl staat bij het onderste randje. Dat is de streep van 26. In de maatcilinder zit 26 mL water.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Een maatcilinder moet je aflezen bij het ................randje van de
vloeistof
A
BOVENSTE
B
ONDERSTE

Slide 18 - Quiz

Bij de maatcilinders van afbeelding 9 staan pijlen.
Vul in bij welke stand de pijlen K&W staan

Slide 19 - Open question

Onthoud
Massa is de hoeveelheid stof.

Massa meet je met een weegschaal.
Eenheden van massa zijn kilogram (kg) en gram (g).
Volume is hoeveel ruimte iets inneemt.
Een maatcilinder moet je aflezen bij het onderste randje van de vloeistof.
Eenheden van volume zijn liter (L) en milliliter (mL).

Slide 20 - Slide

Opdrachten
Wat: lees paragraaf 1.6
Huiswerk: opdrachten 1 t/m 13 van paragraaf 1.6 & Test jezelf
Hoe: helemaal stil! muziek mag in!
Hulp: Geen
Tijd: 50 minuten lang
Klaar?: ga bezig met een ander vak! 

Slide 21 - Slide