Les 9 Werkwoordspelling D-toets antwoorden

Werkwoordspelling
Nederlands
werkwoordspelling

Les 9: D-toets werkwoordspelling antwoorden onderdelen I t/m VI

Havo 2/vwo 2
 P1 2022-2023
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling
Nederlands
werkwoordspelling

Les 9: D-toets werkwoordspelling antwoorden onderdelen I t/m VI

Havo 2/vwo 2
 P1 2022-2023

Slide 1 - Slide

Vorige les...
...heb je de D-toets Werkwoordspelling gemaakt.

Slide 2 - Slide

Deze les ga je...
...de antwoorden van de D-toets nakijken (onderdelen I t/m V).
..dit doen we samen en met verschillende oefeningen.

Slide 3 - Slide

Doel van deze les
Je weet welke onderdelen jij nóg beter moet leren voor de eindtoets. Gaat deze les om de onderdelen I t/m V uit de D-toets:
  • Onderwerp
  • PV TT
  • PV VT
  • VD BN
  • Samengestelde zinnen en voegwoorden

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Onderdeel I PV TT / OW
  • 1. Vind jij ook niet dat ik veel verdien, vergeleken met wat hij __________ ? (verdienen)
  • Antwoord: hij verdient
  • 2. Paul __________ mij of ik hem wil helpen. (polsen)
  • Antwoord: Paul polst
  • 3. Ik hoorde dat de nieuwe H&M morgen geopend __________. (worden)
  • Antwoord: de nieuwe H&M wordt
  • 4. Mijn vrienden snappen het niet, maar ik __________ die muziek erg vervelend. (vinden)
  • Antwoord: ik vind
  • 5. Wat gek dat Jelle zich nog altijd zo over zijn hoge cijfers __________ ! (verbazen)
  • Antwoord: Jelle verbaast

Slide 6 - Slide

Onderdeel I PV TT / OW
  • 6. Mijn kleren zullen er wel van gaan stinken, maar de vuurkorf __________ uitstekend! (branden)
  • Antwoord: de vuurkorf brandt
  • 7. Moet ik hem helpen of __________ je klasgenoot de uitleg zelf? (onthouden)
  • Antwoord: onthoudt je klasgenoot

Slide 7 - Slide

Aan de slag!
Onderdeel II

Bliksem! Je kunt zomaar de beurt krijgen om de vraag te beantwoorden.
                                     



Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Onderdeel II PV VT / OW
  • 1. Peter vroeg of ik hem wilde helpen, maar ik  __________ er niet over. (peinzen)
  • Antwoord: ik peinsde
  • 2. __________ Frank en Freya bij dezelfde halte __________? (uitstappen)
  • Antwoord: stapten Frank en Freya uit
  • 3. De stiekeme snoepers dachten zeker dat wij niets __________!(vermoeden)
  • Antwoord: wij vermoedden
  • 4. Het peloton reed wel door, maar de koploper __________ zijn voorsprong alsnog. (vergroten)
  • Antwoord: de koploper vergrootte


Slide 10 - Slide

Onderdeel II PV VT / OW
  • 5. Je moet wel op mijn feestje komen, want je __________ mij dat! (beloven)
  • Antwoord:  je beloofde
  • 6. Toen je nog niet kon mailen, __________ bedrijven elkaar hun facturen. (faxen)
  • Antwoord: faxten bedrijven
  • 7. De hele klas __________ samen de vloer na afloop van de kerstmarkt. (schrobben)
  • Antwoord: De hele klas schrobde

Slide 11 - Slide

Aan de slag! Duimpje omhoog of omlaag?

  • Pak de antwoorden van onderdeel III van de D-toets erbij.
  • Er verschijnt steeds een antwoord van een leerling op het bord.
  •  Duimpje omhoog = goed, duimpje naar beneden = fout.

Slide 12 - Slide

5 werkwoordsvormen: bnw
(Voltooid deelwoord als) bijvoeglijk naamwoord (VD BN) - Schrijf je zo kort mogelijk. Je maakt eerst het VD, daarna voeg je (meestal) alleen een -e toe.  Dit is de hoofdregel.
De pizza is verbrand.                   De verbrande pizza
Het huiswerk is gemaakt.         Het gemaakte huiswerk

Let op! Er zijn twee uitzonderingen!
De bananen zijn verrot.        De verrotte bananen.  (Uitzondering 2: je laat een extra medeklinker staan, want anders zouden er  problemen zijn met de uitspraak).
De kinderen zijn gered.        De geredde kinderen.
De weg is verbreed.               De verbrede weg. (zo kort mogelijk)
De foto's zijn vergroot.         De vergrote foto's. (zo kort mogelijk)
De route is gelopen.              De gelopen route. (Uitzondering 1: -n laten staan, want er staat ook een -n in het voltooid deelwoord).



Slide 13 - Slide

Onderdeel III VD BN
  • 1.    gewonnen
  • Goed! Duim omhoog.
  • 2.    verbreedde
  • Fout! Duim naar beneden. Goed --> verbrede (zo kort mogelijk).
  • 3.    geschilderde
  • Goed! Zo kort mogelijk. Geen -en of problemen met de uitspraak.
  • 4.    verrichte
  • Goed! Zo kort mogelijk. Geen -en of problemen met de uitspraak.

Slide 14 - Slide

Onderdeel III VD BN
  •  5.    nagekeke
  •     Fout! Goed --> nagekeken. VD eindigt op -en, dus met -en als BN.
  • 6.    gehate
  • Goed! Zo kort mogelijk. Geen -en of problemen met de uitspraak.
  • 7.    gewasse
  • Fout! Goed --> nagekeken. VD eindigt op -en, dus met -en als BN.

Slide 15 - Slide

Aan de slag!
Bij welk onderdeel had jij de meeste fouten gemaakt?
Zet een cirkel om dit onderdeel van de toets.

Bij welk onderdeel ging het goed, super, prima?
Zet een krul voor dit onderdeel van de toets.

Slide 16 - Slide

Onderdeel IV VD/OD
  • 1.    bezaaid
  • 2.    verrast
  • 3.    verontschuldigend
  • 4.    geliket
  • 5.    verzonnen
  • 6.    gebeurd
  • 7.    bedoeld
  • 8.    terugkijkend


VD --> terug naar de stam (-en) zit de laatste letter in het ' T eX Kofschip? --> t.
OD
= INF + d

Slide 17 - Slide

Onderdeel V
Samengestelde zinnen: -->
2x PV, 2x Ow bij een andere PV, voegwoorden

Slide 18 - Slide

Onderdeel V
  • 1.    PV = zijn, moet
  • OND = al mijn vrienden, ik
  • VW = maar
  • 2.    PV = is, schijnt
  • OND = het, de schade voor het milieu
  • VW = want
  • 3.    PV = dacht, zouden
  • OND = ik, de verliezend finalisten van 2010
  • VW = dat

Slide 19 - Slide

Onderdeel V
  • 4.    PV = hebben, mogen
  • OND = mijn buren en hun kinderen, mijn zusje en ik
  • VW = omdat
  • 5.    PV = help, ga
  • OND = (geen onderwerp: gebiedende wijs)
  • VW = of

Slide 20 - Slide

Einde les
Vooruitblik... volgende les VI Combinatieoefening

Slide 21 - Slide

Onderdeel VI - Combinatieoefening

Slide 22 - Slide

Onderdeel VI Combinatieoefening
Geef steeds drie dingen aan per zin:

1. Samengestelde zin of enkelvoudige zin? EV of SG.
2. Correcte werkwoordsvorm (ww spellen)
2. Welke werkwoordsvorm is het (PV, VD, OD, VD BN, INF).


Slide 23 - Slide

Zie antwoorden in D-toets op SomToday.

Alle antwoorden + de D-toets staan in SomToday > Vakken > Nederlands > Werkwoordspelling.

Slide 24 - Slide

Einde les
Veel succes!

Slide 25 - Slide