Oefenen werkwoordspelling 2HV

Oefenen werkwoordspelling
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefenen werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Juist of onjuist?

Als 'ik' voor de persoonsvorm staat, schrijf je stam +t
Alleen de stam bij de ik-vorm
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

Juist of onjuist?

In de verleden tijd schrijf je dt als de stam eindigt op een d
In de verleden tijd nooit dt!
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Juist of onjuist?

Engelse werkwoorden spel je op dezelfde manier als Nederlandse werkwoorden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

De persoonsvorm in de tt

Slide 5 - Slide

Hij (houden) de bal stevig vast.

Slide 6 - Open question

De buurvrouw (verwaarlozen) haar pasgeboren puppy's

Slide 7 - Open question

Wat (vinden) je vader van je nieuwe kapsel?

Slide 8 - Open question

De mensen (arriveren) precies op tijd

Slide 9 - Open question

De persoonsvorm in de vt

Slide 10 - Slide

Haar ouders (verwachten) al dat zij haar diploma haalde.

Slide 11 - Open question

In Zeeland (worden) een nieuw park gebouwd.

Slide 12 - Open question

Na de vermissing (melden) de buurjongen zich bij de politie.

Slide 13 - Open question

Hij (beweren) dat hij onschuldig was.

Slide 14 - Open question

Het voltooid deelwoord

Slide 15 - Slide

De politieman heeft de hangjongeren (waarschuwen)

Slide 16 - Open question

Heeft Alex je dat nog steeds niet (vertellen)?

Slide 17 - Open question

De kat heeft weer aan de bank (krabben)

Slide 18 - Open question

Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 19 - Slide

Ik stopte de (ontdooien) maaltijd in de magnetron.
ontdooide

Slide 20 - Open question

In Duitsland is het (overdekken) zwembad altijd open.
overdekte

Slide 21 - Open question

De kok gooide het (aanbranden) eten in de vuilnisbak.
aangebrande

Slide 22 - Open question

Het (opnemen) gesprek werd achteraf beluisterd.
opgenomen

Slide 23 - Open question

Wat is het verschil tussen deze twee zinnen?
  1. De misdadiger herkent
  2. De misdadiger herkend

Slide 24 - Slide

Van alles wat!

Slide 25 - Slide

Opdracht 
Noteer de werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden op de
juiste manier en zet de vorm erachter (pv – vd – od – bn – inf)

1.  Vermoorden,  verhuizen             De  [...] actrice was vorig jaar nog [...] naar Nederland.
2. Verpesten, worden (tt)                Door de [...] sfeer kwam er weinig van leren,  maar de docent [...] nooit boos
3. Houden (tt), liegen                        Het meisje [...] maar niet op met [...]
4. Huilen, doen (vt)                             [...] [...] ik wat mijn moeder mij vroeg..
5. Worden, uiten, vergroten            Er [...] nog altijd veel kritiek [...] op het [...] schilderij.
Ben je klaar? 
Vergelijk dan je antwoord met je buurman/buurvrouw. Hebben jullie dezelfde antwoorden opgeschreven?
timer
5:00

Slide 26 - Slide

Antwoorden
Noteer de werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden op de
juiste manier en zet de vorm erachter (pv – vd – od – bn – inf)

1.  Vermoorde = bn, verhuisd = vd    
2. Verpeste = bn, wordt = pv                   
3. Houdt = pv, liegen = inf                               
4. Huilend = od, deed = pv                               
5. Wordt = pv, geuit = vd, vergrote = bn         
Ben je klaar? 
Vergelijk dan je antwoord met je buurman/buurvrouw. Hebben jullie dezelfde antwoorden opgeschreven?
timer
5:00

Slide 27 - Slide