T5 BS1 en BS 2 Regeling

Welkom
Ga rustig zitten
Voor deze les:
Boek en schrift  
 op tafel       
IPAD dicht!
Hoe zit het ook alweer:
In je locker:
  •  Telefoon
  • jas (of op de kapstok)

In het lokaal:
  • Opgeladen Ipad mee
  • Gevuld etui
  • Boeken en schrift mee
  • Steek vinger op bij vraag

1 / 44
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Welkom
Ga rustig zitten
Voor deze les:
Boek en schrift  
 op tafel       
IPAD dicht!
Hoe zit het ook alweer:
In je locker:
  •  Telefoon
  • jas (of op de kapstok)

In het lokaal:
  • Opgeladen Ipad mee
  • Gevuld etui
  • Boeken en schrift mee
  • Steek vinger op bij vraag

Slide 1 - Slide

Thema 5 Regeling

Slide 2 - Slide

Thema 5
BS 1 Homeostase en regelkringen
BS 2: Het hormoonstelsel
BS 3: Het zenuwstelsel
Bs 4: Reflexen en het autonomen zenuwstelsel
Bs 5: Impulsbegeleding
BS 6: Spieren en beweging

Slide 3 - Slide

Deze les: Herhalen BS 1 en 2

- instructievideo 
- quizvragen
theorie kort benoemen
-zelfstandig aan de slag

Slide 4 - Slide

Basisstof 1: homeostase en regelkringen

5.1.1 Je kunt uitleggen wat homeostase is.
5.1.2 Je kunt uitleggen hoe regelkringen een rol spelen bij het handhaven van de homeostase bij de mens.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Pak je IPAD en log in

Slide 7 - Slide

Wat is homeostase?
A
een negatieve terugkoppeling van een regelkring
B
een positieve terugkoppeling van een regelkring
C
het in stand houden van een dynamisch evenwicht in het lichaam

Slide 8 - Quiz

Welke maatregel valt NIET
onder homeostase?
A
Daling van de hartslag
B
Dieper en sneller ademhalen
C
Voldoende rust nemen
D
Stijging van de concentratie glucagon in het bloed

Slide 9 - Quiz

Waar wordt de homeostase gecoördineerd?
A
hypothalamus
B
hypofyse
C
hersenstam
D
amygdala

Slide 10 - Quiz

Homeostase zorgt voor een constant intern milieu
A
Waar
B
Onwaar

Slide 11 - Quiz

Welke twee hormonen zorgen voor de homeostase bij de bloedsuikerspiegel
A
Glucagon & Glycogeen
B
Glucagon & Insuline
C
Glycogeen & Insuline
D
Glucose & Glycogeen

Slide 12 - Quiz

Wat is de (biologische) term voor de hormonale regeling zoals die door de pijlen 1 en 2 in bron 1 wordt aangegeven?

HT = hypothalamus
H = hypofyse
S = schildklier
A
Positieve feedback
B
Negatieve feedback
C
Regeling
D
Homeostase

Slide 13 - Quiz

Wat regelen de hormonen uit de alvleesklier?
A
adrenaline in je bloed
B
hoeveelheid suiker in je bloed
C
geven hormonen af
D
zorgen voor verbranding

Slide 14 - Quiz

Wat regelen je hormonen niet?
A
Slaap
B
Temperatuur
C
Bewegen
D
Voortplanting

Slide 15 - Quiz

tussen het inwendige en uitwendige milieu bevindt zich...
A
minstens 1 cellaag
B
de celwand
C
de huid
D
weefselvloeistof

Slide 16 - Quiz

Het inwendige milieu van een organisme wordt gevormd door
A
bloed
B
alles onder de huid
C
weefselvloeistof
D
bloed en weefselvloeistof

Slide 17 - Quiz

Wat hoort tot het uitwendige milieu?
A
inhoud darmen
B
inhoud blaas
C
inhoud longen
D
alle drie de antwoorden

Slide 18 - Quiz

IPAD dicht doen!

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Basisstof 2: Het hormoonstelsel
5.2.1 Je kunt beschrijven op welke manieren hormonen de cellen van weefsels en organen kunnen beïnvloeden.
5.2.2 Je kunt de werking van hormoonklieren beschrijven en uitleggen hoe doelwitorganen op de hormonen reageren.

Slide 21 - Slide

Wat doen de hormonen ook alweer? 
Veel veranderingen in ons lichaam worden gestuurd door hormonen.
De geslachtsorganen reageren op de hypofysehormonen en maken vervolgens geslachtshormen. 

Slide 22 - Slide

De hormoonklieren

Slide 23 - Slide

exocriene klier

- speeksel-klier

- alvleesklier

- traanklier
endocriene klier

- hypofyse

- alvleesklier

- bijnier


Slide 24 - Slide

hormonen
hypofyse: groeihormoon GH, FSH, LH, oxytocine, ADH, TSH
schildklier: thyroxine
eilandjes van Langerhans in alvleesklier: insuline, glucagon
nieren: epo
bijnieren: adrenaline

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Eilandjes van Langerhans



  • Groepjes cellen in de alvleesklier (verteringsklier)
  • Maken hormonen: insuline en glucagon.
  • Insuline: bij een hoog glucosegehalte, laat het dalen
  • Glucagon: bij een laag glucosegehalte, laat het stijgen
  • Eilandjes kapot of werkt insuline niet? Diabetes

Slide 27 - Slide

regeling bloedsuikerspiegel
Glucose wordt door insuline omgezet in glycogeen

Glycogeen wordt door glucagon weer omgezet in glucose
Glucose
Glycogeen
Insuline
In het bloed
In spieren en lever
Glucagon

Slide 28 - Slide

Regeling van de bloedsuikerspiegel door de eilandjes van langershans.

Slide 29 - Slide

Oefening regeling bloedsuikerspiegel  
Maak een schematische tekening zoals hiernaast is afgebeeld. Vul de juiste termen in bij de nummers. 

Slide 30 - Slide

Regeling van de bloedsuikerspiegel door de eilandjes van langershans.

Slide 31 - Slide

Nieren
  • Nieren produceren EPO bij laag zuurstofgehalte bloed
  • Epo stimuleert productie rode bloedcellen in beenmerg
  • --> meer zuurstof: minder afgifte epo
  • Gebruik als doping is illegaal
  • hoogtetraining

Slide 32 - Slide

Bijnieren
Maken het hormoon adrenaline.
Snelste hormoon van je lichaam!

  • Glycogeen wordt omgezet in glucose (suikergehalte in het bloed stijgt
  • Hart gaat sneller kloppen
  • Ademhaling versnelt

Slide 33 - Slide

negatieve feedback
positieve feedback

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Hypofyse
Schildklier
Bijnieren
Eilandjes van langerhans
Teelballen

Slide 39 - Drag question

Cellen in de alvleesklier 
die hormonen maken
Stoffen in het bloed die de werking van bepaalde organen regelen
Hormoon dat in de 
bijnieren wordt gemaakt
Klieren die adrenaline maken
Orgaanstelsel in het lichaam dat uit een aantal hormoonklieren bestaat
eilandjes van Langerhans
hormonen
adrenaline
hormoonstelsel
bijnieren

Slide 40 - Drag question

Welke twee hormonen maken de eilandjes van Langerhans

Slide 41 - Open question

Zorgt insuline ervoor dat de bloedsuikerspiegel daalt of stijgt?
A
Daalt
B
Stijgt

Slide 42 - Quiz

Waar bevinden zich cellen met receptoren voor epo?
A
in het beenmerg
B
in de bijnieren
C
in de lever
D
in de nieren

Slide 43 - Quiz

opdrachten
De volgende opdrachten minimaal maken:
5.1:  12: 4, 5 en 6
5.2: 16, 17 en 18
Dit zijn inzicht vragen, de kennisvragen moet je gemakkelijk terug kunnen vinden in de tekst van het boek.

Slide 44 - Slide