This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
hst 4.1 "stroomkringen"
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je kunt het begrip gesloten stroomkring uitleggen.
Je kunt het verschil benoemen tussen geleiders en isolatoren.
Je kunt een aantal spanningsbronnen benoemen
Je kunt de weerstand van een lampje berekenen.
Je kunt de wet van Ohm uitleggen.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Slide 4 - Video
Een parallelschakeling is een ....
A
schakeling met vertakkingen
B
schakeling zonder vertakkingen
Slide 5 - Quiz
Welke schakeling zie je hier?
A
Parallel
B
Serie
Slide 6 - Quiz
Een serieschakeling is een .....
A
schakeling met vertakkingen
B
schakeling zonder vertakkingen
Slide 7 - Quiz
welke 3 soorten stroomkringen zijn er ?
Slide 8 - Open question
Spanningsbron
is iets wat stroom geeft
Voorbeelden:
batterijen
accu's
stopcontact
dynamo.
Slide 9 - Slide
Spanning in Volt
Slide 10 - Slide
Geleiders en Isolatoren
Waarom is een elektriciteitsleiding aan de binnenkant van koper en aan de buitenkant van pvc?
Slide 11 - Slide
geleiders
laten elektrische stroom goed door
metalen
isolatoren
laten elektrische stroom slecht of niet door
rubber
glas
hout
plastic
keramiek
Slide 12 - Slide
Geleider of isolator?
Isolatoren houden de stroom tegen. Ze hebben een grote weerstand. Denk aan kunststoffen, porselein, hout etc.
Geleiders laten de stroom door. Ze hebben een kleine weerstand. Denk aan metalen als ijzer, koper, aluminium en bijvoorbeeld water.
Slide 13 - Slide
Weerstand?
Een geleider heeft een kleine weerstand, een isolator een grote weerstand.
Maar je kunt ook kunstmatig een weerstand in je stroomkring opnemen. Dit is soms nodig omdat een apparaat anders overbelast zou worden. Wanneer een apparaat overbelast wordt krijgt hij teveel stroom te verwerken en gaat kapot.
Een spanningsmeter sluit je altijd parallel aan in je schakelschema.
Slide 26 - Slide
De ampèremeter moet in serie.
De voltmeter parallel over de lamp.
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Slide
Een rechtevenredig verband tussen spanning en stroomsterkte. De weerstand (R=U/I) is constant.
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Video
Als de spanning stijgt, dan wordt de stroomsterkte groter.
Wel in steeds mindere mate.
Uit R=U/I blijkt dat R steeds groter wordt.
Dit komt doordat het lampje steeds wamer wordt.
Slide 32 - Slide
Belang van het lesdoel
Praktische opstelling goed bouwen met de meters.
De opstelling om weerstand te bepalen zit altijd bij je toetsen en examen.
Je kunt sneller iets repareren waar elektronica in zit.
Slide 33 - Slide
Controle vragen lesdoel
Teken de opstelling om de weerstand van een lampje te bepalen.
Noteer bij de juiste meter 6 V en 200 mA.
Bereken de weerstand.
Slide 34 - Slide
welke formules horen bij een parallelschakeling
Slide 35 - Open question
Wat voor soort stroomkring zie je hier?
timer
0:10
A
Open stroomkring
B
Gesloten stroomkring
Slide 36 - Quiz
Metalen zijn..
timer
0:10
A
goede geleiders
B
goede isolatoren
Slide 37 - Quiz
timer
1:00
waaruit bestaat een stroomkring?
Slide 38 - Mind map
Welke combinatie van grootheid en eenheid horen bij elkaar?
timer
0:10
A
spanning en ampère
B
stroomsterkte en ampère
C
stroomsterkte en volt
D
volt en ampère
Slide 39 - Quiz
Wat is géén spanningsbron?
timer
0:10
A
Stopcontact
B
Batterij
C
Accu
D
Lampje
Slide 40 - Quiz
Wat kun je zeggen van een stroomkring waarvan het lampje brandt?
timer
0:10
A
De stroomkring is gesloten
B
De stroomkring is rond
C
De stroomkring is open
D
Er is geen stroomkring
Slide 41 - Quiz
welk onderdeel levert elektriciteit?
timer
0:10
A
stroomdraden
B
spanningsbron
C
lamp
D
schakelaar
Slide 42 - Quiz
Elektrische stroom vervoert elektrische energie. Hoeveel energie er wordt vervoerd, hangt af van de spanning en de stroomsterkte. Hier staan vier uitspraken daarover. Welke uitspraak is waar?
timer
0:10
A
Als je de stroom inschakelt, komt het vervoer van energie op gang.
B
Als je de stroom uitschakelt, is de spanning ook verdwenen.
C
Een hoge spanning vervoert evenveel energie als een lage spanning.
D
Hoe meer stroom er loopt, hoe minder energie er wordt vervoerd.
Slide 43 - Quiz
De eenheid Ampère heeft de grootheid:
timer
0:10
A
spanning
B
weerstand
C
stroomsterkte
Slide 44 - Quiz
Eenheid van spanning is:
timer
0:10
A
Ampere
B
Watt
C
Volt
Slide 45 - Quiz
Sleep de teksten die bij een spanningsbron horen naar het woord.
timer
0:30
Spanningsbron
Uitvoering
Doel
batterij
levert elektriciteit
heeft een plus en minpool
heeft een noord en zuidpool
stopcontact
dynamo
zorgt dat er stroom kan lopen
op de polen van de batterij staat stroom
op de polen van de batterij staat spanning
Slide 46 - Drag question
timer
0:10
A
Stroomsterktemeter
B
Spanningsmeter
Slide 47 - Quiz
6 batterijen van 1,5 V worden op de juiste manier in serie geschakeld. dit levert een spanning op van:
timer
0:10
A
0 V
B
1,5 V
C
4,5 V
D
9 V
Slide 48 - Quiz
Ik wil de spanning meten van een batterij. Hoe moet ik de voltmeter plaatsen?
timer
0:10
Slide 49 - Open question
Elektrische spanning druk je uit in
timer
0:10
A
Ampère
B
Ohm
C
Volt
D
Watt
Slide 50 - Quiz
Ik wil een stroom meten door een lamp. Welke meter moet ik gebruiken en hoe moet ik deze meter plaatsen?
timer
0:10
Slide 51 - Open question
welke formules horen bij de serieschakeling? (Utot-Itot-Rv)