OP

OP
1 / 41
next
Slide 1: Slide
MentorlesHBOStudiejaar 2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 35 min

Items in this lesson

OP

Slide 1 - Slide

Wat zijn de vier verschillende stijlen van gehechtheid?

Slide 2 - Open question

Ouder zijn positief
Veilig
Angstig ambivelente
Gedesorganiseerde
Vermijdend
Ouders zijn inconsequent sensitief
Ouders zijn consistent niet sensitief
Ouders zijn tegelijk helpend en bedreigend
Doet heftig beroep op beschikbaarheid ouder
ZOekt geen toenadering uit angst voor afwijzing
Voelt zich veilig en ontdekt de wereld actief vanuit deze veiligheid. Kind heeft meer controle over emoties en is flexibel.
Vertoont abnormaal gedrag door gebrek aan strategie.

Slide 3 - Drag question

Wat is de Broco Area?
A
Een deel van de hersenschors dat betrokken is bij de verwerking van taal. Het vermogen om te kunnen spreken.
B
Sensotorisch (zintuigelijk) spraakcentrum. Het vermogen om taal te begrijpen

Slide 4 - Quiz

Wat is de Wernicke's Area?
A
Een deel van de hersenschors dat betrokken is bij de verwerking van taal. Het vermogen om te kunnen spreken.
B
Sensotorisch (zintuigelijk) spraakcentrum. Het vermogen om taal te begrijpen

Slide 5 - Quiz

Noem de vier fases van hechting

Slide 6 - Open question

Differentiatiefase
Oefenfase
Toenaderingsfase
Consolidatiefase
tussen 6-8 mnd
tussen 2-3jr
tussen 1.5-2jr
Tussen 8-18 mnd

Slide 7 - Drag question

Welke kenmerken horen bij de differentiatiefase?
A
Onderscheid tussen bekende en onbekende mensen
B
Richting onafhankelijkheid maar wisselend. Leren dit onder controle te krijgen.
C
Naar buiten richten maar niet gescheiden van de opvoeder
D
Besef van het individu. Evenwicht tussen autonomie en gerichtheid op opvoeden.

Slide 8 - Quiz

Welke kenmerken horen bij de Oefenfase?
A
Onderscheid tussen bekende en onbekende mensen
B
Richting onafhankelijkheid maar wisselend. Leren dit onder controle te krijgen.
C
Naar buiten richten maar niet gescheiden van de opvoeder
D
Besef van het individu. Evenwicht tussen autonomie en gerichtheid op opvoeden.

Slide 9 - Quiz

Welke kenmerken horen bij de toenaderingsfase?
A
Onderscheid tussen bekende en onbekende mensen
B
Richting onafhankelijkheid maar wisselend. Leren dit onder controle te krijgen.
C
Naar buiten richten maar niet gescheiden van de opvoeder
D
Besef van het individu. Evenwicht tussen autonomie en gerichtheid op opvoeden.

Slide 10 - Quiz

Welke kenmerken horen bij de consolidatiefase?
A
Onderscheid tussen bekende en onbekende mensen
B
Richting onafhankelijkheid maar wisselend. Leren dit onder controle te krijgen.
C
Naar buiten richten maar niet gescheiden van de opvoeder
D
Besef van het individu. Evenwicht tussen autonomie en gerichtheid op opvoeden.

Slide 11 - Quiz


A

Slide 12 - Quiz

Wat is het kennard principe en noem een voorbeeld

Slide 13 - Open question

8. Wat betekent Growing into deficit?

Slide 14 - Open question

Waarom is een veilige hechting belangrijk voor het jonge kind?

Slide 15 - Open question

10. Wanneer spreek je van hechting?

Slide 16 - Open question

11. Wat is de proxomodistale groeirichting?

Slide 17 - Open question

12. Wat is de cefalocodaule groeirichting?

Slide 18 - Open question

13. Wat zijn reflexen?

Slide 19 - Open question

14. Noem 3 reflexten en waar ze voor dienen.

Slide 20 - Open question

15. Wat is Funktionslust van Bühler?

Slide 21 - Open question

16. Wat is een Pivot woord?

Slide 22 - Open question

17. Wat is sensomotorisch?

Slide 23 - Open question

18. Wat is een teratogene factor en noem drie gevolgen

Slide 24 - Open question

19. Noem drie voorbeelden van een teratogene factor,

Slide 25 - Open question

20. Leg uit wie Bowlby is en wat hij stelt.

Slide 26 - Open question

21. Wat zijn de twee fases in de gehechtheid tijdens de babyfase en in welke periode komen deze voor?

Slide 27 - Open question

22. Wat houdt de 8-maanden angst in?

Slide 28 - Open question

23. Leg uit wat de drie lichamelijke fases ‘vullings’, ‘strekkings’, en ‘gestaltwandel’ betekenen?

Slide 29 - Open question

24. Wat is lateralisatie?

Slide 30 - Open question

25. Wat betekent pre-operationeel denken volgens Piaget?

Slide 31 - Open question

26. Welke vier kenmerken zijn er in het pre-operationeel denken van Piaget?

Slide 32 - Open question

27. Wat is animisme?

Slide 33 - Open question

28. Wat is artificialisme?

Slide 34 - Open question

29. Wat is transductief denken?

Slide 35 - Open question

30. Wat is het moreel realisme volgens Piaget bij kleuters?

Slide 36 - Open question

31. Wat betekent conventioneel?

Slide 37 - Open question

32. Wat is conventionele moraliteit volgens Kohlberg?

Slide 38 - Open question

33. Wat is pre conventionele moraliteit volgens Kohlberg?

Slide 39 - Open question

Crisis peuter Eriksson

Slide 40 - Open question

Wat is pro sociaal gedrag?

Slide 41 - Open question