Noteer drie woorden die bij je opkomen bij het woord 'ROOD'.
1 / 35
next
Slide 1: Open question
PAVSecundair onderwijs
This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Noteer drie woorden die bij je opkomen bij het woord 'ROOD'.
Slide 1 - Open question
Noteer drie woorden die bij je opkomen bij het woord 'ZOMER'.
Slide 2 - Open question
Noteer drie woorden die bij je opkomen bij het woord 'FEE'.
Slide 3 - Open question
Probeer op een logische manier van het linkerwoord naar het rechterwoord te gaan. Gebruik maximaal drie woorden als tussenstap. SCHAATSEN ... ... ... AARDBEIEN
Slide 4 - Open question
Probeer op een logische manier van het linkerwoord naar het rechterwoord te gaan. Gebruik maximaal drie woorden als tussenstap. TOMAAT ... ... ... ZEE
Slide 5 - Open question
Probeer op een logische manier van het linkerwoord naar het rechterwoord te gaan. Gebruik maximaal drie woorden als tussenstap. BOEK ... ... ... FRITUUR
Slide 6 - Open question
Lees het artikel op p 291 - 292 en beantwoord de vragen.
Slide 7 - Slide
Synoniemen
Antoniemen
Hyperoniemen
hyponiemen
Slide 8 - Slide
Bedenk een hyperoniem voor je favoriete sport.
Slide 9 - Open question
Wanneer is het nuttig om enkele synoniemen van woorden te kennen?
Slide 10 - Open question
SYNONIEM: LANGZAAM
A
TRAAG
B
SNEL
C
GAUW
D
RAP
Slide 11 - Quiz
SYNONIEM: VUIL
A
REIN
B
SCHOON
C
VIES
D
PROPER
Slide 12 - Quiz
Een synoniem is :
A
een woord met een tegengestelde betekenis
B
Een woord dat qua betekenisinhoud hetzelfde betekent als een ander woord.
C
Een woord dat hetzelfde geschreven wordt als een ander woord, maar niet dezelfde betekenis heeft.
D
een woord dat bestaat uit een grondwoord en één of meer voor- of achtervoegsels heeft
Slide 13 - Quiz
het synoniem van portemonnee is:
A
tasje
B
geldbeugel
C
zakje
D
pakje
Slide 14 - Quiz
SYNONIEM: KWAAD
A
BLIJ
B
VROLIJK
C
GEMEEN
D
BOOS
Slide 15 - Quiz
het antoniem van aanmoedigen is:
A
stimuleren
B
ontmoedigen
C
demotiveren
D
bevorderen
Slide 16 - Quiz
ANTONIEM: JONG
A
PRIL
B
JEUGDIG
C
OUD
D
KLEIN
Slide 17 - Quiz
ANTONIEM: LEEG
A
VOL
B
VERLATEN
C
BEZET
D
ONBEZET
Slide 18 - Quiz
ANTONIEM: MOOI
A
PRACHTIG
B
LELIJK
C
AANTREKKELIJK
D
KNAP
Slide 19 - Quiz
ANTONIEM: VAAK
A
NOOIT
B
MEESTAL
C
FREQUENT
D
DIKWIJLS
Slide 20 - Quiz
Wanneer twee woorden dezelfde betekenis hebben, spreken we van...
A
synoniemen
B
antoniemen
C
hyperoniemen
D
hyponiemen
Slide 21 - Quiz
Wanneer een woord de betekenis van een ander woord helemaal omvat, spreken we van ...
A
synoniemen
B
antoniemen
C
hyperoniemen
D
hyponiemen
Slide 22 - Quiz
Wanneer een woord een onderliggend begrip is ten opzichte van een ander woord, spreken we van ...
A
synoniemen
B
antoniemen
C
hyperoniemen
D
hyponiemen
Slide 23 - Quiz
Wanneer een woord een tegengestelde betekenis heeft, spreken we van ...
A
synoniemen
B
antoniemen
C
hyperoniemen
D
hyponiemen
Slide 24 - Quiz
Kledij is een ... van broek.
A
hyperoniem
B
hyponiem
Slide 25 - Quiz
'Tomaat' is een ... van 'groenten'.
A
hyperoniem
B
hyponiem
Slide 26 - Quiz
'Sneaker' is een ... van 'schoen'.
A
hyperoniem
B
hyponiem
Slide 27 - Quiz
'Gebouw' is een ... van 'kasteel'.
A
hyperoniem
B
hyponiem
Slide 28 - Quiz
Verklaar de woorden uit de tekst. Noteer tussen haakjes welke strategie je gebruikt hebt.
Slide 29 - Slide
'Die zitten niet netjes van a tot z in een soort MENTAAL woordenboek.'
Slide 30 - Open question
De gevoelswaarde van een woord is blijkbaar het allerbelangrijkste PRINCIPE om te ordenen.
Slide 31 - Open question
Vraag je mensen naar de associaties van synoniemen, zoals 'begrijpen' en 'verstaan', dan hebben die woorden een groot aantal ASSOCIATIES met elkaar gemeen.