les 24 betekenissen (DO)

Noteer drie woorden die bij je opkomen bij het woord 'BLOED'.
1 / 37
next
Slide 1: Open question
PAVSecundair onderwijs

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Noteer drie woorden die bij je opkomen bij het woord 'BLOED'.

Slide 1 - Open question

Noteer drie woorden die bij je opkomen bij het woord 'EXAMEN'.

Slide 2 - Open question

Noteer drie woorden die bij je opkomen bij het woord 'AAP'.

Slide 3 - Open question

Probeer op een logische manier van het linkerwoord naar het rechterwoord te gaan. Gebruik maximaal drie woorden als tussenstap.
WOLK ... ... ... ZWEMMEN

Slide 4 - Open question

Probeer op een logische manier van het linkerwoord naar het rechterwoord te gaan. Gebruik maximaal drie woorden als tussenstap.
KACHEL ... ... ... DOKTER

Slide 5 - Open question

Probeer op een logische manier van het linkerwoord naar het rechterwoord te gaan. Gebruik maximaal drie woorden als tussenstap.
FRIETJES ... ... ... SHAMPOO

Slide 6 - Open question

Welk woord verbindt deze begrippen met elkaar?
boom, brief, tafel

Slide 7 - Open question

Welk woord verbindt deze begrippen met elkaar?
hond, druk, lichaam

Slide 8 - Open question

Welk woord verbindt deze begrippen met elkaar?
klep, midden, liefde

Slide 9 - Open question

Lees het artikel op p 329 - 330 en beantwoord de vragen.

Slide 10 - Slide

Synoniemen
Antoniemen
Hyperoniemen
hyponiemen

Slide 11 - Slide

Bedenk een hyperoniem voor je favoriete sport. Noteer eerst je favoriete sport en plaats het hyperoniem tussen haakjes.

Slide 12 - Open question

Wanneer is het nuttig om enkele synoniemen van woorden te kennen?

Slide 13 - Open question

SYNONIEM: LANGZAAM
A
TRAAG
B
SNEL
C
GAUW
D
RAP

Slide 14 - Quiz

SYNONIEM: VUIL
A
REIN
B
SCHOON
C
VIES
D
PROPER

Slide 15 - Quiz

Een synoniem is :
A
een woord met een tegengestelde betekenis
B
Een woord dat qua betekenisinhoud hetzelfde betekent als een ander woord.
C
Een woord dat hetzelfde geschreven wordt als een ander woord, maar niet dezelfde betekenis heeft.
D
een woord dat bestaat uit een grondwoord en één of meer voor- of achtervoegsels heeft

Slide 16 - Quiz

het antoniem van aanmoedigen is:
A
stimuleren
B
ontmoedigen
C
demotiveren
D
bevorderen

Slide 17 - Quiz

ANTONIEM: JONG
A
PRIL
B
JEUGDIG
C
OUD
D
KLEIN

Slide 18 - Quiz

Wanneer twee woorden dezelfde betekenis hebben, spreken we van...
A
synoniemen
B
antoniemen
C
hyperoniemen
D
hyponiemen

Slide 19 - Quiz

Wanneer een woord de betekenis van een ander woord helemaal omvat, spreken we van ...
A
synoniemen
B
antoniemen
C
hyperoniemen
D
hyponiemen

Slide 20 - Quiz

Wanneer een woord een tegengestelde betekenis heeft, spreken we van ...
A
synoniemen
B
antoniemen
C
hyperoniemen
D
hyponiemen

Slide 21 - Quiz

Wanneer een woord een onderliggend begrip is ten opzichte van een ander woord, spreken we van ...
A
synoniemen
B
antoniemen
C
hyperoniemen
D
hyponiemen

Slide 22 - Quiz

Kledij is een ... van broek.
A
hyperoniem
B
hyponiem

Slide 23 - Quiz

'Tomaat' is een ... van 'groenten'.
A
hyperoniem
B
hyponiem

Slide 24 - Quiz

'Sneaker' is een ... van 'schoen'.
A
hyperoniem
B
hyponiem

Slide 25 - Quiz

'Gebouw' is een ... van 'kasteel'.
A
hyperoniem
B
hyponiem

Slide 26 - Quiz

Maak oefening 3 op p 332.

Slide 27 - Slide

Lees de tekst op p 333 en beantwoord de vragen.

Slide 28 - Slide

De herkomst van woorden (etymologie)
1 Inheems woord: Nederlandse oorsprong OF je ziet niet meer dat het woord een vreemde afkomst heeft
2 Leenwoord: woord dat je overneemt uit een andere taal
- Vreemd woord: volledig overgenomen
- bastaardwoord: aangepast aan het Nederlands
3 Neologismen: een nieuw woord

Slide 29 - Slide

Om te weten wat de afkomst van een woord is raadpleeg je best
A
een etymologisch woordenboek
B
een spreekwoordenboek
C
Wikipedia
D
Scholieren.com

Slide 30 - Quiz

Wanneer een woord overgenomen wordt uit een andere taal, spreken we van...
A
een leenwoord
B
een inheems woord
C
een neologisme

Slide 31 - Quiz

Wanneer er een nieuw woord gangbaar wordt in onze taal, spreken we van...
A
een inheems woord
B
een bastaardwoord
C
een vreemd woord
D
een neologisme

Slide 32 - Quiz

Voorbeelden van leenwoorden zijn...
A
inheemse woorden en neologismen
B
vreemde woorden en bastaardwoorden
C
inheemse woorden en vreemde woorden
D
vreemde woorden en neologismen

Slide 33 - Quiz

Wanneer we een woord lenen uit een andere taal en dit aanpassen aan onze eigen taal, spreken we van een...
A
bastaardwoord
B
vreemd woord
C
neologisme
D
inheems woord

Slide 34 - Quiz

Transpireren komt van het Franse woord 'transpirer'. Het is dus ...
A
een bastaardwoord want we hebben de vervoeging aangepast aan het Nederlands.
B
een inheems woord want het heeft een Nederlandse oorsprong.
C
een vreemd woord want we hebben het volledig overgenomen uit het Frans.
D
een neologisme want we hebben het woord zelf nieuw bedacht.

Slide 35 - Quiz

Het woord 'display' is een woord dat we overgenomen hebben uit het Engels. Het is een ...
A
inheems woord
B
bastaardwoord
C
vreemd woord
D
neologisme

Slide 36 - Quiz

Maak de overige oefeningen in je boek op p 335 - 337.

Slide 37 - Slide