Les 25 Samenvatten

Les 25 
Samenvatten
1 / 24
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Les 25 
Samenvatten

Slide 1 - Slide

Samenvatten
Oefening 1 op p. 306

Vraag a

Bekijk het fragment op Pelckmans Portaal en vul de notities aan. 

Schrijf de antwoorden direct in de cursus.


Slide 2 - Slide

Samenvatten
Oefening 1 op p. 306

Vraag b

Beantwoord nu de vragen aan de hand van de notities. 


Slide 3 - Slide

b. Wie speelt de hoofdrol in de video?

Slide 4 - Open question

b. Wat onderzoeken ze?

Slide 5 - Open question

b. Hoe onderzoeken ze dat?

Slide 6 - Open question

b. Waarom doen ze dat?

Slide 7 - Open question

c. Factcheckers wil de video op YouTube plaatsen met een samenvatting erbij. Welke samenvatting is de beste?
A
Samenvatting 1
B
Samenvatting 2
C
Samenvatting 3

Slide 8 - Quiz

d. Kruis de kenmerken van een goede samenvatting aan.

In een goede samenvatting ...
A
vind je veel details en voorbeelden terug.
B
lees je enkel de hoofdpunten.

Slide 9 - Quiz

d. Kruis de kenmerken van een goede samenvatting aan.

In een goede samenvatting ...
A
staan symbolen en tekens.
B
is er samenhang tussen de zinnen.

Slide 10 - Quiz

Samenvatten
Oefening 1 op p. 306

Vraag e

Markeer twee zinnen in de samenvattingen die overbodige informatie bevat voor een samenvatting in de YouTubeteksten.

Doe dit direct in de cursus.

Slide 11 - Slide

Samenvatten
Theoriekader op p. 307


Lees de theorie en duid de belangrijke termen aan.

Slide 12 - Slide

Samenvatten
Oefening 2 op p. 308


Lees de tekst en beantwoord de vragen.

Slide 13 - Slide

a. In welke alinea staat informatie die ook aan bod kwam in het YouTubefragment?
A
tip 1
B
tip 2
C
tip 3
D
tip 4

Slide 14 - Quiz

Samenvatten
Oefening 2 op p. 308

Vraag b

Formuleer boven elke alinea een krachtige, samenvattende tip als tussentitel. Gebruik de imperatief (= BEVELVORM).


Slide 15 - Slide

b. Formuleer boven elke alinea een krachtige, samenvattende tip als tussentitel. Gebruik de imperatief (= BEVELVORM).

- Alinea 1?

Slide 16 - Open question

b. Formuleer boven elke alinea een krachtige, samenvattende tip als tussentitel. Gebruik de imperatief (= BEVELVORM).

- Alinea 2?

Slide 17 - Open question

b. Formuleer boven elke alinea een krachtige, samenvattende tip als tussentitel. Gebruik de imperatief (= BEVELVORM).

- Alinea 3?

Slide 18 - Open question

b. Formuleer boven elke alinea een krachtige, samenvattende tip als tussentitel. Gebruik de imperatief (= BEVELVORM).

- Alinea 4?

Slide 19 - Open question

d. Bekijk de zinnen uit de tekst en markeer waarnaar het gekleurde woord verwijst.

Zorg ervoor dat de mensen met (wie) je op reis gaat, ook goed voorbereid zijn.
A
de mensen
B
je op reis gaat
C
voorbereid
D
zijn

Slide 20 - Quiz

d. Bekijk de zinnen uit de tekst en markeer waarnaar het gekleurde woord verwijst.

Zo ben je bij diefstal niet in één klap al je geld kwijt, (wat) sowieso een opluchting zal zijn.
A
zijn
B
een opluchting zal zijn
C
een opluchting
D
Zo ben je bij diefstal niet in één klap al je geld kwijt

Slide 21 - Quiz

d. Bekijk de zinnen uit de tekst en markeer waarnaar het gekleurde woord verwijst.

Laat dan de waardevolle voorwerpen (die) je niet nodig hebt, achter in je hotelkluis.
A
niet nodig hebt
B
de waardevolle voorwerpen
C
achter
D
in je hotelkluis

Slide 22 - Quiz

d. Bekijk de zinnen uit de tekst en markeer waarnaar het gekleurde woord verwijst.

Houd een vervoersbewijs (dat) je net gekocht hebt, al klaar voor je de trein of de metro instapt.
A
houd
B
een vervoersbewijs
C
je net gekocht hebt
D
instapt

Slide 23 - Quiz

Het betrekkelijk voornaamwoord
Theoriekader op p. 309


Lees de theorie en duid de belangrijke termen aan.

Slide 24 - Slide