Het meewerkend voorwerp in het Frans woensdag 28 oktober

Bonjour vh3a en h3b
1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bonjour vh3a en h3b

Slide 1 - Slide

Le programme d'aujourd'hui
uitleg Bron C chapitre 2 (complément objet indirect)
Vocabulaire A + B chapitre 2

Slide 2 - Slide

Het meewerkend Voorwerp
(Bron C chapitre 2 page 24)

Lesdoelen:
  • Ik kan het meewerkend voorwerp in een zin vinden.
  • Ik kan het meewerkend voorwerp vervangen door een persoonlijk voornaamwoord
  • Ik kan het persoonlijk voornaamwoord op de juiste plaats in de zin zetten

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Open de link, luister naar grammaire C
https://grandeslignes.digitaal.noordhoff.nl/?SSOid=9f68e6e5-50a2-48af-adc8-4b2ea81f8236#/book/87ff8b90-aa1d-489f-a6f6-7f2f7c7e5582/chapter/73434ef6-e3aa-42fd-b0d4-46a88b848ae7/selection/588626bc-4b27-4591-9fbc-e17d37fd3294/theory/48f32cd5-c51b-498c-b5fe-b155ba03c6df

Slide 5 - Slide

Wat is een meewerkend voorwerp ??
Ik  geef een bos bloemen   aan mijn oma .
Het onderstreepte zinsdeel in deze zin is een meewerkend voorwerp.
In het Nederlands is een meewerkend voorwerp te herkennen als het zinsdeel waar je 'aan of voor'  bij kunt zetten of kunt weglaten.
Ik geef mijn oma een bos bloemen.

Slide 6 - Slide

Bron C chapitre 2

Le pronom personnel comme objet indirect




Het persoonlijk vnw. als meewerkend voorwerp

Slide 7 - Slide

Hoe herken je een meewerkend voorwerp in een Franse zin?
 Het zinsdeel met het meewerkend voornaamwoord  begint met:
à   -   au  -   à  la   -  aux

Let op: als het zinsdeel begint met
'`a-au-aux' met  daarachter een geografische naam,
  dan is het  géén meewerkend voorwerp.

Slide 8 - Slide

Voorbeelden
Je  téléphone à ma s.oeur.
À ma soeur = meewerkend voorwerp
Je téléphone à Amsterdam
À Amsterdam = géén meewerkend voorwerp, want 'Amsterdam' is een geografische naam.

Slide 9 - Slide

Het meew. vw vervangen


Je kunt het zinsdeel dat meewerkend voorwerp is

vervangen door

een persoonlijk voornaamwoord.


Ik geef een bos bloemen aan mijn oma - Ik geef haar een bos bloemen



Slide 10 - Slide

Wat zijn de vormen van het pers. vnw. als meew. vw. in het Frans?

(aan) mij                    me/m'                       

(aan) jou                    te/t'                            

(aan) hem                 lui  

(aan) haar                 lui                                

(aan) ons                  nous                          

(aan) u/jullie            vous                           

(aan) hun                  leur                               

Slide 11 - Slide

Hoe gaat dat dan?

Elle dit bonjour à moi.       (aan/tegen mij)          Elle me dit bonjour.

Ses parents donnent un cadeau à toi.  (aan jou)  >     Ses parents te 

                                                                                                            donnent un cadeau.

Je dis bonjour à  ma mère.  (aan/ tegen haar)     >    Je lui dis bonjour.

Il raconte des histoires aux élèves           >     Il leur raconte des histoires.

Mon grand-père donne un cadeau à ma soeur et moi.   > Mon grand-père 

                                                                                                      nous  donne un cadeau.

Je raconte une histoire à vous.                 >      Je vous raconte une histoire.


Slide 12 - Slide

Werkwoorden die vaak het voorzetsel à krijgen:

répondre à               = beantwoorden (aan)  exemple:

écrire à                       = schrijven (aan)        Je téléphone au médecin

donner à                    = geven (aan)               Je lui téléphone

dire à                            = zeggen (aan)

parler à                        = praten (met)

téléphoner à             = bellen (met)

demander à               = vragen (aan) 




Slide 13 - Slide

De plaats in de zin

1. Direct voor de persoonsvorm.   

Je lui donne de l' argent = Ik geef hem geld.

 Je lui ai donné de l' argent = Ik heb hem geld gegeven.


2.  Heel werkwoord in de zin???     Dan voor het hele werkwoord.

Je vais lui donner de l' argent. = Ik ga hem geld geven.

Slide 14 - Slide

Vervang het meew. vw door een pers. vnw.
Welke zin is goed?

Il demande quelque chose à moi
A
Il te demande quelque chose.
B
Il me demande quelque chose
C
Il se demande quelque chose.
D
Il demande me quelque chose

Slide 15 - Quiz

Vervang het meew. vw door een pers. vnw.
Welke zin is goed?

Matteo n'a pas répondu au prof.
A
Matteo n' a lui pas répondu .
B
Matteo ne m' a pas répondu.
C
Matteo ne lui a pas répondu .
D
Matteo n' a pas lui répondu.

Slide 16 - Quiz

Wat is de plaats in de zin van het pers. vnw. als meewerkend voorwerp?
A
Altijd voor de persoonsvorm.
B
Altijd voor het voltooid deelwoord.
C
Heel werkwoord in de zin? Voor het hele ww, anders voor de persoonsvorm
D
Als er een heel werkwoord in de zin staat , dan na het hele werkwoord.

Slide 17 - Quiz

Noem 2 werkwoorden die het voorzetsel à achter zich krijgen.

Slide 18 - Open question

Vervang het meewerkend voorwerp door een persoonlijk voornaamwoord. Let goed op de plaats!
Il pose une question aux enfants

Slide 19 - Open question

Il va poser une question aux enfants

Slide 20 - Open question

Il a posé une question aux enfants

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Slide




Vocabulaire A + B

Slide 23 - Slide

Au travail!
* Maak de opdrachten die horen bij Bron C uit je werkboek!!! (a mag je overslaan bij 13)
* Eerst digitaal, daarna correct in je werkboek.
* Ga aan de slag met het leren van woorden via Slim stampen / wrts of op een andere manier
 
                                             BONNE CHANCE!

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide