AF Les 2 Urineproductie

Urineproductie
Les 2 
1 / 50
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Urineproductie
Les 2 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Uitscheiding
  • Het afvoeren van afvalstoffen door het lichaam. De uitscheiding is een natuurlijk proces van het lichaam om afvalstoffen en vocht te verwijderen.

  • Urineren
  • Ontlasting
  • Braken
  • Sputum
  • Transpiratie
  • Menstruatie

Slide 4 - Slide

Functie van de nieren
Filterfunctie:
  1. Water (beïnvloedt bloedvolume/bloeddruk)​
  2. Zouten (invloed op waterhuishouding/bloedvolume/bloeddruk)​
  3. Zure en basische stoffen (invloed op zuurgraad bloed)​
  4. Afvalstoffen en overtollige stoffen uit stofwisseling

Vochtregulatie:
  1. De hoeveelheid water in het bloed​
  2. De hoeveelheid zouten in het bloed​
  3. De pH (= zuurgraad) van het bloed

Hormonaal:
  1. De aanmaak van EPO door de nier stimuleert de aanmaak van rode bloedcellen in het beenmerg.
  2. Renine heeft een rol binnen de bloeddrukregulatie​
  3. ADH wat en voor zorgt dat er minder urine geproduceerd wordt



Slide 5 - Slide

Een ander woord voor plassen (urineren) is....?
A
Micro
B
Mictie
C
Meso
D
Muctie

Slide 6 - Quiz

Wat is de gemiddelde uitscheiding van urine bij een volwassene in 24 uur?
A
600 tot 900 mL
B
900 tot 1200mL
C
1200 tot 1500mL
D
1300 tot 1800mL

Slide 7 - Quiz

1. Oligurie 

2. Anurie

3. Polyurie

4. Nycturie


A. De urineproductie is minder dan 50 ml per 24 uur.

B. De urineproductie in de nacht groter.

C. De urineproductie is minder dan 400 ml per 24 uur

D. De urineproductie is meer dan 2 liter per 24 uur.

Slide 8 - Slide

Bloed in de urine heet ....?
A
Erytrocyten
B
Hematurie
C
Melanine
D
Melatonine

Slide 9 - Quiz

Nierhilus = plaats waar
bloedvaten, zenuwtakken
en lymfevaten de nier 
in- en uitgaan.

Slide 10 - Slide

Nierschors
Niermerg
Nierbekken
Nierader
Nierslagader

Slide 11 - Drag question


A
Nierbekken
B
Niermerg
C
Nierschors
D
Urineleider

Slide 12 - Quiz


A
Nierbekken
B
Nierschors
C
Niermerg

Slide 13 - Quiz

De juiste volgorde van het uitscheidingsstelsel is...
A
Nieren - Blaas - Urineleider
B
Nieren - Urineleider - Blaas
C
Urineleider - Nieren - Blaas
D
Urineleider - Blaas - Nieren

Slide 14 - Quiz

Nieren
  • In nierschors en niermerg liggen nefronen
  • Nefronen bestaan uit nierbuisjes
  • Nierbuisjes monden uit in verzamelbuisjes en die weer in nierbekken
  • Nierbuisje start met nierkapseltje (kapsel van Bowman), heeft twee gekronkelde delen en een lus (lis van Henle)
  • Haarvaten uit nierslagader: glomerulus
  • Diameter afvoerende arteriolen klein, zorgt voor hoge bloeddruk glomerulus
  • Veroorzaakt ultrafiltratie naar nierkapsel

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Kapsel van Bowman
Kapsel van bowman: vocht en opgeloste stoffen worden vanuit het bloedvatensysteem de nierbuisjes in 'geperst'. 

Slide 17 - Slide

Test

Reabsorptie
In de gekronkelde buisjes, lis van Henle en de verzamelbuisjes worden bruikbare stoffen weer opgenomen in het bloed
Hierna: echte urine naar het nierbekken

Urine: 1,5 – 2 liter per dag
Bevat: water, zouten, afbraakproducten van eiwitten (ureum, urinezuur), uribilline, celresten, vitamines, mineralen



Slide 18 - Slide

Kapsel van Bowman + glomerulus = lichaampje van Malpighi

Slide 19 - Slide

Vorming van urine

Lichaam van Malpighi

Door bloeddruk wordt deel van het bloed uit glomerulus in de holte van het kapsel van Bowman wordt geperst: Ultrafiltratie


Vocht in kapsel van Bowman: voorurine.

Voorurine bevat:

water/glucose/aminozuren/opgeloste zouten/afvalstoffen

Voorurine bevat geen:

grote bloedeiwitten/bloedcellen/bloedplaatjes

Slide 20 - Slide

Lus van Henle
Met name in lis van Henle vindt terugresorptie plaats.

In dalende deel vooral water (osmo waarde stijgt).
In stijgende deel vooral zouten (osmo waarde daalt)

Slide 21 - Slide

Terugresorptie
Terugresorptie vindt plaats in:
- Tubulus,
- Lis van Henle
- Verzamelbuis


Slide 22 - Slide

Vorming urine

In een niereenheid (nefron) wordt urine gevormd.


De ultrafiltratie in lichaampjes van Malpighi --> vorming van voorurine


Terugresorptie heropname bruikbare stoffen in het bloed: lis van Henle, verzamelbuis, tubulus




Slide 23 - Slide

Doorbloeding nieren

Per minuut stroomt er ruim 1 liter bloed door de nieren.

Hart -> aorta -> nierslagader -> kleinere nierslagadertjes -> Glomerulus -> haarvaten rond nierbuisjes  -> kleinere nieradertjes ->  nierader  ->

--> onderste holle --> Hart




Slide 24 - Slide

Urine

Elke dag produceer je  ±180 liter voorurine

Na terugresorptie blijft er maar 0,5% voorurine over: 1 - 2L urine.


Ong. 178L water, 1,5kg keukenzout en 270gr glucose teruggeresorbeerd. 

Slide 25 - Slide

Antidiuretisch hormoon (ADH)
(haalt water uit je voorurine)
diuretisch = urine vormend. ADH zorgt er dus voor dat je minder urine uitscheidt omdat er meer water uit je voorurine wordt geresorbeerd.

ADH wordt opgeslagen in de hypofyse en kan daar worden vrijgegeven aan het bloed.
De osmotische waarde wordt waargenomen door de zintuigcellen in de hypothalamus. Wanneer de normwaarde wordt overschreden wordt meer of minder ADH uitgescheiden door de hypofyse.

ADH regelt de doorlaatbaarheid van de celmembranen voor water, hiermee kan het de osmotische waarde van het intern milieu regelen.

Weinig water in je bloed (te hoge osmotische waarde) -> veel ADH geproduceerd->meer resorptie van water uit je voorurine ->minder urineproductie-> meer water in je bloed ->de osmotische waarde wordt verlaagd.

Slide 26 - Slide

Het bereiken van homeostase. Hoe werkt ADH?

Slide 27 - Slide

Urineproductie en plassen
ADH: hormoon dat vocht vasthoudt
Veel drinken: veel plassen
Veel zout eten: weinig urineproductie
Veel zweten: weinig urineproductie
Regelen van waterhuishouding / zouthuishouding: bloeddruk
Regelen van hoeveelheid waterstof en waterstofcarbonaat: zuurgraad

Slide 28 - Slide

Factoren van invloed op urineproductie
  • Drinkpatroon (alcohol!?)
  • Vochtbalans
  • Beweging
  • Dieet
  • Medicatie

Slide 29 - Slide


Minder ADH

Minder terugresorbtie van water in het nefron

MEER urineproductie

--->





Slide 30 - Slide

Regeling water- en zouthuishouding
Hormoon ADH (=antidiuretisch hormoon)
  • gemaakt in hypofyse
  • effect: minder urineproductie
Hormoon renine
  • gemaakt in nieren en activeert bloedeiwit bij lage bloeddruk
  • minder natrium uitscheiden, hierdoor meer water vasthouden zodat de bloeddruk toeneemt
  • vaatvernauwing zodat de bloeddruk toeneemt


Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video

Schuimende urine kan duiden op
A
Teveel bier gedronken
B
Te veel gasvorming in het lichaam
C
Proteïnurie (te veel eiwit)
D
Schoonmaakmiddelen in het toilet

Slide 33 - Quiz

Grijze urine kan duiden op:
A
Beginnende nierstenen
B
Niet behandelde diabetes
C
Hoog gehalte aan galkleurstof in de urine
D
Bloed in de urine

Slide 34 - Quiz

Observeren urine:
  • Geur
  • Kleur
  • Hoeveelheid
  • Frequentie
  • Helderheid
  • De wijze van urineren

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Kleur en geur urine
  • Helder en lichtgekleurd
  • Donkergeel > geconcentreerd
  • Donkerbruin met geel schuim > Bilirubine
  • Roodbruin vleesnatkleurig > hematurie
  • NB Rode bieten of medicatie (zoals rifampicine)
  • Lichte ammoniakgeur, hoe langer het aan buitenlucht blootgesteld wordt of bij hevige UWI.
  • Aceton/appelgeur (hoge glucose, crashdieet)

Slide 37 - Slide

Oligurie

Anurie


Uremie

Nierdialyse
Verminderde urineproductie

Bijna helemaal geen urineproductie meer

Bloedvergiftiging

Zuiveren van het bloed

Slide 38 - Slide

Urineproductie
Oligurie: urineproductie minder dan 500 ml/24 uur
Anurie: urineproductie minder dan 50 ml per/24 uur
Polyurie: is de urineproductie > dan 2 liter per 24 uur
Nycturie: de urineproductie in de nacht groter.

Slide 39 - Slide

Benoem onderdeel 2
A
Blaas
B
Urineleiders
C
Plasbuis
D
Nieren

Slide 40 - Quiz

Welk hormoon stimuleert de aanmaak van nieuwe rode bloedcellen in het beenmerg?
A
Hb
B
Oestrogeen
C
ADH
D
EPO

Slide 41 - Quiz

Wat doet het Hormoon ADH?
A
Zorgt er voor dat de nieren minder urine aanmaken
B
Zorgt ervoor dat onze hersenen een signaal krijgen om WEL te plassen
C
Zorgt er voor dat de nieren meer urine aanmaken
D
Zorgt er voor dat onze hersenen een signaal krijgen om NIET te plassen

Slide 42 - Quiz

Samenstelling van urine
Aanwezig:
  1. Water​
  2. Zouten/ mineralen: o.a. natrium, kalium, chloor, calcium​
  3. Afvalstoffen: o.a. ureum en creatinine

Horen niet aanwezig te zijn:
  1. Eiwit​
  2. Glucose ​
  3. Bloedcellen. ​
Aanwezigheid hiervan kan wijzen op ziekten.  





Slide 43 - Slide

De urinewegen
  • Nieren (ren of renes)
  • Urineleider (ureters) = urine van nier naar blaas
  • Blaas (vesica urinaria) = opslag van urine, uitscheiden van urine
  • Urinebuis (urethra) = uitscheiden van urine
  • Mannelijk orgaan 
  • Vrouwelijk orgaan. 

Slide 44 - Slide

Urinelozing

Ander woord voor urinelozing is mictie.

Mictie gebeurt ongeveer 4 tot 5 keer per etmaal. Een etmaal is 24 uur.


Als de blaas ongeveer 250 ml urine bevat rekt blaas uit --> zenuw sein ruggenmerg --> hersenen-->  reflex aandrang plassen


* aanspannen uitwendige sluitspier  --> plassen 

Bij een blaasvulling van 500 ml moet je plassen! --> anders te vol 

Slide 45 - Slide

Urine
Bestaat uit: 
- Afvalstoffen (Ureum, creatinine, urinezuur)
- Water (95%)
- Zouten
- Schadelijke stoffen

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Link

Maken
Maken
8 tm 20

Slide 50 - Slide