interactief verwijswoorden en voegwoorden LnH

Vul in:
De poes ... daar ligt is moe.

1. dat
2. wat
3. die
4. wie

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

de relatie

1. deze relatie
2. dit relatie

Vul in:
Het meisje... ik leuk vind zit in mijn klas.

1. dat
2. wat
3. die
4. wie

Wat is het goede verwijswoord?

het probleem

1. deze probleem
2. dit probleem
3. die probleem
4. dat probleem

Het schilderij .... je hebt opgehangen, hangt scheef.

1. wat
2. dat

Is dat alles ... we nodig hebben?

1. wat
2. dat
3. die
4. deze

Het werk ... hij op vrijdagmiddag bij de AH doet, is saai voor hem.

1. wat
2. dat
3. die
4. deze

Het boek ... hij aanprees, heb ik gekocht.

1. dat
2. wat
3. die
4. deze

Mijn neef, ... ik gisteren geskypet heb, is vandaag jarig.

1. waarmee
2. met wie
3. waarvoor
4. waarom

De kat, ... ik woensdag naar de dierenarts ging, is gecastreerd

1. waarmee
2. met wie
3. waarom

De film, ... ik je laatst vertelde, staat nu ook op Netflix.

1. over wie
2. waarover

voegwoorden

Voegwoorden 

Verbinden twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar. 

• twee woorden -> pizza of hamburger
• twee woordgroepen -> de zware training en de spannende wedstrijd 
• twee zinnen -> We willen weer naar het strand als het mooi weer is. 

Wat is het voegwoord in de zin: Mijn ouders weten niet of ik met hen meega.

1. niet
2. of

Wat is het voegwoord in de volgende zin: Toen ik vertrok, was er niemand meer thuis.

1. toen
2. was

Wat is het voegwoord in de zin: Ik kon je niet appen, want mijn batterij was leeg.

1. appen
2. want

interactief verwijswoorden en voegwoorden LnH