(stap 1) Je zet de zin in een andere tijd om de pv te vinden.
(stap 2) Je zoekt het hele werkwoord, het infinitief, van de pv.
(stap 3) Je haalt -en van het hele werkwoord van de pv af. Nu heb je de stam van het werkwoord.
Onthoud dat het Nederlands gebaseerd is op klanken:
Kakken - de stam 'kakk' wordt de ik-vorm kak.
Durven - de stam 'durv' wordt de ik-vorm durf.
Verwaarlozen - de stam 'verwaarlooz' wordt de ik-vorm verwaarloos.
Turen - de stam 'tur' wordt de ik-vorm tuur.
Vinden - de stam 'vind' is hetzelfde als de ik-vorm: vind.