Vrijdag 8 november 2 basis TP1 tekstverbanden & signaalwoorden

Welkom 2F!
- Telefoon uit en in de bak
- Zitten volgens de plattegrond
- Laptop DICHT op tafel

- Pet en muts af
- Oortjes uit
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom 2F!
- Telefoon uit en in de bak
- Zitten volgens de plattegrond
- Laptop DICHT op tafel

- Pet en muts af
- Oortjes uit

Slide 1 - Slide

Welkom 
Nederlands

Tekstverbanden & signaalwoorden

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Je weet na vandaag (weer):
  • wat tekstverbanden zijn.
  • wat signaalwoorden zijn.
  • welke signaalwoorden er bij het tekstverband 'opsomming' horen.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Begrippen
  • Tekstverband: verband tussen woorden, zinnen en alinea's.
  • Signaalwoorden: Woorden die de schrijver gebruikt om de relatie tussen de woorden (of zinnen of alinea's) aan te geven. 

Slide 5 - Slide

Opsommend tekstverband


En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens

Slide 6 - Slide

Voorbeeld 'opsomming'

Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op!

Slide 7 - Slide

Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof.
Ten slotte heeft hij een oefentoets gemaakt.

Slide 8 - Open question

Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Hij heeft ten slotte een oefentoets gemaakt.

Slide 9 - Slide

Tijd
Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger.

Slide 10 - Slide

Vergelijking
Zo, evenals, in vergelijking met, soortgelijk(e)

Slide 11 - Slide

Oorzaak – gevolg
Door, doordat, waardoor, te danken aan

Slide 12 - Slide

Doel – middel
Om te, daarmee, waarmee, door middel van

Slide 13 - Slide


Voorbeeld/ toelichting
Een voorbeeld ( hier)van, ter illustratie, bijvoorbeeld, zoals

Slide 14 - Slide

Verklaring / argument
Want, omdat, daarom, vanwege, immers,

Slide 15 - Slide

Voorwaarde
Als, wanneer, tenzij, in (voor) het geval dat

Slide 16 - Slide

Samenvatting / conclusie
Samengevat, kortom, dus, al met al, vandaar dat

Slide 17 - Slide

Welk signaalwoord hoort bij een opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 18 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij een reden?
A
ten eerste
B
omdat
C
bijvoorbeeld
D
maar

Slide 19 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij een tegenstelling?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 20 - Quiz

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandig naamwoord
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 21 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij een voorwaarde?
A
En
B
Maar
C
Mits
D
Dus

Slide 22 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij een voorbeeld?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 23 - Quiz

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
maar
C
tegenover
D
daarentegen

Slide 24 - Quiz

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijd'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan

Slide 25 - Quiz

Kun je nu 'signaalwoorden' in een tekst herkennen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 27 - Open question