Samenvatting WHH

Samenvatting
1 / 21
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Samenvatting

Slide 1 - Slide

Thuiszorg blok 0
  • Door gebruik te maken van thuiszorg kunnen mensen vaak langer (zelfstandig) thuis blijven wonen. Ook kunnen mensen die zijn geopereerd eerder weg uit het ziekenhuis.

  • Mensen die zorg aan huis nodig hebben, noemen we cliënten. Iemand die zorgt voor mensen thuis noemen we zorghulp of helpende in de thuiszorg. Je werkt bijvoorbeeld voor een thuiszorgorganisatie.  

Slide 2 - Slide

Taken van de zorghulp
 

  • cliënten aan huis verplegen, bijvoorbeeld een wond verzorgen na een operatie;
  • de huishouding doen;
  • persoonlijke verzorging geven zoals wassen en aankleden;
  • speciale hulp bieden aan mensen me psychische of sociale problemen.



Slide 3 - Slide

Thuiszorg aanvragen
Zorg in huis aanvragen kan iedereen doen bij een thuiszorgorganisatie.
Je kunt particuliere hulp aanvragen. Dan moet je de kosten voor de hulp aan huis helemaal zelf betalen.
Je kunt bij de gemeente aanvragen of je in aanmerking komt voor zorg aan huis. Daarvoor is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De gemeente bepaalt na een gesprek of je hulp krijgt en welke hulp je nodig hebt. Na een gesprek met een deskundige bij de gemeente wordt bepaald wat de cliënt aan hulp nodig heeft. Als je voor Wmo in aanmerking komt, moet je een eigen bijdrage aan de gemeente betalen. Dat betekent dat je een stukje meebetaalt aan de zorg die je krijgt. Je hoeft dan niet alles zelf te betalen.


Slide 4 - Slide

Waarom thuiszorg?
  • Door gebruik te maken van thuiszorg kunnen mensen vaak langer (zelfstandig) thuis blijven wonen. Ook kunnen mensen die zijn geopereerd eerder weg uit het ziekenhuis.

  • Mensen die zorg aan huis nodig hebben, noemen we cliënten. Iemand die zorgt voor mensen thuis noemen we zorghulp of helpende in de thuiszorg. Je werkt bijvoorbeeld voor een thuiszorgorganisatie.  

Slide 5 - Slide

 belangrijke begrippen
  • Cliënten: mensen die zorg aan huis nodig hebben, noemen we .  noemen we . Je werkt bijvoorbeeld voor een thuiszorgorganisatie.  
  • Zorghulp of helpende in de thuiszorg: iemand die zorgt voor mensen thuis.
  • Terminale fase: laatste fase van het leven

Slide 6 - Slide

Leerdoelen blok 1
  • Jezelf voorstellen aan en kennismaken met nieuwe cliënten
  • Een intakegesprek houden
  • Een zorgplan opstellen
  • Op vriendelijke wijze omgaan met de ander
  • Interesse tonen en luisteren naar de cliënt




Slide 7 - Slide

Belangrijke begrippen
  • Goed omgangsvormen: dat je vriendelijk en beleefd bent en dat je mensen respectvol behandelt. 
  • Beleefdheidsregels:  Jezelf voorstellen, passende taal gebruiken, u-zeggen, goede houding en geen kauwgom 
  • Representatief: je ziet er netjes uit en je bent beleefd.
  • Belangstelling tonen: het hebben van aandacht voor iets of iemand.
  • Behoefte aanvoelen: voelen waar de cliënt behoefte aan heeft bijvoorbeeld wel of geen gesprekje aangaan.

Slide 8 - Slide

Belangrijke begrippen
  • Open vragen: vragen waarop een lang antwoord kan komen, de ander heeft de ruimte om te antwoorden. 
  • vijf W's + H Vraagwoorden: Wat, Wie, Waar, Wanneer, Waarom en Hoe. Hiermee stel je open vragen.
  • Gesloten vragen: vragen waarop ja/nee beantwoord kan worden of een keuzevraag
  • Intakegesprek: oriënterend gesprek met een cliënt door een organisatie (thuiszorg).
  • Zorgplan: document waarin afspraken zijn opgeschreven over de zorg die een zorgvrager gaat krijgen.

Slide 9 - Slide

Jezelf presenteren

  • Je hebt een voorbeeldfunctie. Je werkt in een instelling en jij vertegenwoordigt die instelling. Als jij er schoon uitziet, dan nemen mensen aan dat de instelling waar je werkt dat ook is.

  • Op de plaats waar je werkt, is hygiëne belangrijk. Vuil kan namelijk infecties veroorzaken. Met schone handen, schoon haar en schone kleding verminder je de kans op besmetting.

  • Wanneer je onverzorgd op je werkplek komt, zal degene voor wie je moet zorgen niet veel vertrouwen in je hebben. Als je jezelf niet kunt verzorgen, kun je dat dan wel bij een ander?

Slide 10 - Slide

Er verzorgd uitzien

  • Is je haar verzorgd? Als je lang haar hebt, moet je het soms bij elkaar binden of opsteken.
  • Zijn je handen en nagels schoon? Nagels mogen niet te lang zijn.
  • Past je make-up bij je functie?
  • Zijn je tanden schoon? Je tanden moeten gepoetst zijn. Je moet een frisse adem hebben.
  • Draag je geen luchtjes bij je? Zorg dat je schoon bent. Pas op met parfum. Dit mag niet hinderlijk zijn voor de mensen met wie je werkt.
  • Is je kleding in orde? Je kleding moet schoon en gestreken zijn. Draag beroepskleding zoals voorgeschreven. Zorg ervoor dat je kleding niet sexy is. Soms moet je kleding netjes zijn en mag je bijvoorbeeld geen spijkerkleding dragen.





Slide 11 - Slide

Regels voor gesprekken


  • Kijk de ander aan.
  • Let op de reactie van de ander.
  • Let ook op de houding van iemand, dus op wat hij uitstraalt.
  • Luister naar de persoon en laat hem uitpraten.
  • Houd in de gaten of iemand wel wil praten.
  • Zorg ervoor dat je belangstelling echt is; iemand merkt aan je houding of je maar doet alsof.
  • Als je zelf praat, spreek dan beschaafd Nederlands (of dialect als dat de gewoonte is).
  • Sluit een gesprek af; loop niet zomaar weg.













Slide 12 - Slide

Intakegesprek
Bespreekpunten tijdens het intakegesprek:
  • welke zorg de cliënt nodig heeft en waarom deze zorg nodig is;
  • wanneer en hoe laat de zorg wordt uitgevoerd;
  • welke hulpaanbieders er nodig zijn en waarom zij belangrijk zijn;
  • of er familie is die een deel van de zorg op zich neemt;
  • of er wensen met betrekking tot privacy zijn;
  • welke afspraken er worden gemaakt met betrekking tot hygiëne.

De afspraken die zijn gemaakt tijdens het intakegesprek, worden in het zorgplan opgeschreven.







Slide 13 - Slide

Zorgplan
In het zorgplan staat:

  • naam cliënt;
  • datum;
  • ingevuld door;
  • doel(en): wat wil je bereiken?
  • uitvoering: wie gaat wat doen?
  • hoe vaak, op welke dag of dagen en hoe laat ongeveer?
  • aandachtspunten (waar moet je op letten?).






Slide 14 - Slide

Werkschema schoonmaken 

Hoe schoon een ruimte moet zijn, hangt af van het gebruik.
  • de dagelijkse schoonmaakbeurt
Dit zijn de werkzaamheden die je vrijwel iedere dag doet. Bijvoorbeeld het schoonmaken van de keuken en het toilet
  • de wekelijkse schoonmaakbeurt
Dit zijn de werkzaamheden die je iedere week uitvoert. Bijvoorbeeld: stofzuigen, het dweilen van de vloer, het bed verschonen, het verwijderen van stof uit de slaapkamers en het schoonmaken van de badkamer. 
  • de periodieke schoonmaakbeurt
Dit zijn de werkzaamheden die je elke maand of één keer per twee maanden uitvoert. Bijvoorbeeld het schoonmaken van een kast of het zemen van de ramen.


Slide 15 - Slide

Belangrijke begrippen schoonmaken 
  • Schoonmaakfrequentie: hoe vaak je schoonmaakt.
  • Bacterie: organisme dat ziekten kan veroorzaken en zorgt dat voedingsproducten bederven.
  • Ruwschoon: bijvoorbeeld de werkplaats van een timmerman vinden we schoon als deze is aangeveegd
  • Huishoudelijk schoon: het huis waarin je woont, moet schoon zijn. Er mag misschien ergens een stofje liggen, als het er maar niet te veel worden. 
  • vrij van micro-organismen: aan een operatiekamer worden strengere eisen gesteld. Deze moet smetschoon zijn. 

Slide 16 - Slide

Waarom maken we schoon? 
  • Schoonmaken bevordert de hygiëne.
  • Schoonmaken verlengt de levensduur van je interieur. 
  • Een schone ruimte is prettiger. Een schone ruimte vergroot je woon- en werkplezier. In een opgeruimd huis kun je alles sneller terugvinden. Ook is het prettiger en gezonder om naar een schoon toilet te gaan. Je voelt je gewoon beter in een schone omgeving.


Slide 17 - Slide

Hoe vaak moet je schoonmaken? 
  • Hoe vaak en veel wordt de ruimte gebruikt? Een ruimte die vaak gebruikt wordt, wordt sneller vuil.
  • Hoeveel mensen gebruiken de ruimte? Hoe meer mensen de ruimte gebruiken, hoe sneller deze vuil wordt.
  • Hoe gedragen de mensen zich in de ruimte? Dit noemen we de gebruikersdiscipline. Een wachtkamer van de dokter bijvoorbeeld zal minder snel vies worden dan een toilet in een school.
  • Waarvoor wordt de ruimte gebruikt? Een operatiezaal bijvoorbeeld moet veel schoner zijn dan een rommelhok.
  • Zijn er dieren of huisdieren in de ruimte? Aanwezige (huis)dieren maken ook rommel: ze verharen, verliezen veertjes of hebben vuile poten.




Slide 18 - Slide

Schoonmaakregels
  1. Bekijk eerst de ruimte die je gaat schoonmaken. Als je direct start, kun je soms voor vervelende verrassingen komen te staan.
  2. Werk van schoon naar vuil: eerst de minst vuile ruimte, daarna de vuilere ruimte(s).
  3. Maak eerst droog schoon, daarna nat.
  4. Werk van boven naar beneden.
  5. Maak een nieuw sopje bij het schoonmaken van de keuken en bij de badkamer en het toilet.
  6. Mocht het sop tussendoor erg vies worden, neem dan nieuw sop.
  7. Gooi het sop na het schoonmaken direct weg. Dat is wel zo hygiënisch.
  8. Controleer aan het eind de ruimte.
  9. Ruim de schoonmaakspullen op.








Slide 19 - Slide

Aandachtspunten

  • Bedenk een vaste route door de ruimte.
  • Gebruik de juiste schoonmaakmaterialen.
  • Gebruik de juiste schoonmaakmiddelen.
  • Werk veilig.
  • Werk ergonomisch.












Slide 20 - Slide

Schoonmaakregels
  1. Bekijk eerst de ruimte die je gaat schoonmaken. Als je direct start, kun je soms voor vervelende verrassingen komen te staan.
  2. Werk van schoon naar vuil: eerst de minst vuile ruimte, daarna de vuilere ruimte(s).
  3. Maak eerst droog schoon, daarna nat.
  4. Werk van boven naar beneden.
  5. Maak een nieuw sopje bij het schoonmaken van de keuken en bij de badkamer en het toilet.
  6. Mocht het sop tussendoor erg vies worden, neem dan nieuw sop.
  7. Gooi het sop na het schoonmaken direct weg. Dat is wel zo hygiënisch.
  8. Controleer aan het eind de ruimte.
  9. Ruim de schoonmaakspullen op.








Slide 21 - Slide