Waar bestaat stap 1 uit van het opstellen van een ondersteuningsplan?
A
Probleemanalyse maken
B
Beginsituatie beschrijven
C
Ondersteuningsvraag opstellen
D
SMART doelen formuleren
Slide 2 - Quiz
Wat wordt er gedaan in stap 1: 'Beginsituatie vaststellen'
A
Welke doelgroep heb ik voor me? (informatie verzamelen)
B
Het doel bepalen
C
De activiteit uitvoeren volgens de stappenplan
D
Datum vaststellen wanneer je je activiteit gaat uitvoeren
Slide 3 - Quiz
Methodische cyclus
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Beginsituatie vaststellen
Probleemstelling, behoefte en ondersteuningsvraag
Doel opstellen
Plan maken en uitvoeren
Evaluatie
Slide 4 - Drag question
Hoe heet de manier van observeren waar je ook let op de omgeving en mensen rondom de cliënt?
A
Event sampling
B
Protocollaire observatie
C
Contextuele observatie
D
Interval observatie
Slide 5 - Quiz
Hoe wordt een participerende observatie ook wel genoemd?
A
Externe observatie
B
Interne observatie
C
Vrije observatie
D
Gesloten observatie
Slide 6 - Quiz
'De domeinen of levensgebieden van Schalock' is een voorbeeld van?
A
Wat? Waar gaat dit over?
B
Ordeningsprincipe
C
Plan van Aanpak
D
Doelformulering
Slide 7 - Quiz
Hoe een cliënt omgaat met stress is een voorbeeld van?
A
Emotioneel welbevinden
B
Materieel welbevinden
C
Sociale inclusie
D
Persoonlijke ontplooiing
Slide 8 - Quiz
Wat hoort er NIET bij het kopje Interpersoonlijke relaties
A
Contact met hulpverleners
B
Relatie met familie
C
Intimiteit en genegenheid
D
Zelfbeeld
Slide 9 - Quiz
Waar staan de letters PES voor bij de probleemanalyse?
Slide 10 - Open question
"Cliënt M slaat met haar hoofd tegen de muur als zij haar zin niet krijgt van de begeleiding en kan haar frustraties niet op een andere manier uiten" Hoe zou jij de PES omschrijven?
Slide 11 - Open question
Mandy wil leren om haar frustraties op een andere manier te uiten. Wat zou een goede ondersteuningsvraag zijn?
A
Binnen 2 weken uit ik mijn frustraties op een goede manier
B
Ondersteun mij bij het vinden van een andere manier van het uiten van mijn emoties
C
Ik ga 2x per dag in mijn dagboek schrijven over hoe ik me voel
D
De begeleider zorgt dat M haar emoties onder controle heeft
Slide 12 - Quiz
Wanneer formuleer je een ondersteunings- of hulpvraag?
Maak hier een SMART doel van: "Pieter wil graag een eigen huis"
Slide 15 - Open question
Wat is een goed voorbeeld van een SMART doel?
A
Ondersteun Peter bij het zo spoedig mogelijk zelfstandig wonen
B
Binnen 2 weken smeert Hannah zelfstandig haar boterham tijdens het ontbijt op de woongroep
C
De begeleider helpt Wendy bij het uiten van haar emoties
D
Binnen 3 weken gaat Hans beter om met zijn emoties en wordt hij minder snel boos
Slide 16 - Quiz
Voorwaarden van doelformulering
Formuleer zo kort en kernachtig mogelijk.
Begin het doel met de naam van de cliënt. Gebruik daarna een ‘actief’ werkwoord, zodat de doelstelling in cliëntgedrag (= concreet handelen) geformuleerd wordt --> niet 'M wil koken' maar 'M kookt'
Vermijdt werkwoorden als kan / wil /wordt / is
Vermijdt woorden als beter / meer / minder
Formuleer alsof het doel bereikt is.
Verwar doelen niet met middelen! Activiteiten zijn middelen om doelen te bereiken en geen doel op zich!
Verwar doelen niet met uitgangspunten en/of voornemens.
Slide 17 - Slide
Soorten doelen
Statische doelen: situatie verandert niet, doelen blijven altijd bestaan
Dynamische doelen: situatie verandert en verbetert
Hoofddoelen: algemeen doel, lange termijn doel = Langer dan 3 maanden