Les 3 tijd en spanning

Welkom! 
De les gaat vandaag over:
- Tijd en spanning
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quiz, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom! 
De les gaat vandaag over:
- Tijd en spanning

Slide 1 - Slide

Programma
- Instructie spanning

- Bekijken/samen maken opdracht 1

- Instructie tijd 

- Maken opdracht 2 t/m 4 van les 3 

- Evaluatie 

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Je leert het begrip spanning en alle begrippen die met spanning te maken hebben. 

  • Je leert het begrip tijd en alle begrippen die met tijd te maken hebben. 

  • Je kunt informatie over spanningsopbouw en tijd uit een verhaal halen. 

Slide 3 - Slide

Spanning 
- Drang om door te lezen

- Spanningsboog: oproepen vragen en beantwoorden daarvan 

- Verschillende middelen om een verhaal spannend te maken


Slide 4 - Slide

Spanningselementen: 
- Spannende gebeurtenis (moord, ontsnapping, achtervolging) 

- Spannende omgeving (alleen, donker, niemand te zien, geluiden, wind) 

- Spannend perspectief (vanuit moordenaar bijvoorbeeld) 

- Kennisvoorsprong (wij weten meer dan het personage) 

Slide 5 - Slide

Spanningselementen: 
- Kennisachterstand (wij weten nog niet veel en hebben veel vragen) 

- Open plek (ontbrekende informatie, vragen die je hebt) 

- Vooruitwijzing 

This video is no longer available
Welke video was dit?

Slide 6 - Slide

Spanningselementen: 
- Vertraging (iets heel langzaam beschrijven) 

- Uitstellen van de ontknoping 

- Cliffhanger (spannendste moment stoppen) 

- Lezer op het verkeerde been zetten (verkeerde moordenaar) 

Slide 7 - Slide

Opdracht 1 
- Kijken naar een fragment uit 'Jaws' 





> Waarom is dit fragment spannend? Hoe wordt de spanning opgebouwd? 

Slide 8 - Slide

Opdracht 1 
- Kijken naar een fragment uit 'Scream' 





> Waarom is dit fragment spannend? Hoe wordt de spanning opgebouwd? 

Slide 9 - Slide

Tijd
- Vertelde tijd: tijd van het verhaal > minuten, uren, dagen, weken, maanden, jaren

- Verteltijd: tijd die auteur nodig heeft om het verhaal te vertellen > hoeveelheid woorden, zinnen, pagina`s of hoofdstukken 

-Chronologisch: op volgorde van tijd 
- Niet-chronologisch: flasbacks, flashforwards, tijdlagen 


Slide 10 - Slide

Tijd
- Flashback: terug in het verleden 

- Flashforward: naar de toekomst 

- Tijdlaag: heen en weer springen tussen twee (of meer) tijdstippen. Je hebt dan vaak twee of meer verhalen. 

- Tijdverdichting: onbelangrijke stukken overslaan


Slide 11 - Slide

Keuze: 
- Bespreken opdracht 2, 3 en 4 van les 2

- Maken opdracht 2 t/m 4 van les 3 spanning en tijd 




Slide 12 - Slide

Huiswerk: 
- Spelling en taalverzorging: maken paar hoofdstukken die lastig zijn. 

- Verhaalanalyse les 3 reader maken opdracht 2 t/m 4 

- Literatuur: lees een paar hoofdstukken uit je boek.

Slide 13 - Slide

Ik heb de uitleg:
A
niet begrepen
B
beetje begrepen
C
goed begrepen
D
heel goed begrepen

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video