Cursus 1 - Paragraaf 3 - Tekstdoelen en tekstsoorten
Cursus 1 - Paragraaf 4 - Alinea's en kernzinnen
Slide 6 - Slide
en bezittelijk voornaamwoord
Slide 7 - Slide
bezittelijk voornaamwoord
Slide 8 - Slide
Het nakijken
Wij gaan klassikaal nakijken, verbeter je antwoord.
Het huiswerk was:
Cursus 5 - paragraaf 8 bezittelijk voornaamwoord opdrachten 3 en 4 in je schrift.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Ga naar Lesson-Up en doe mee met je eigen naam.
Laptop
Slide 13 - Slide
Welke zinnen had je bij cursus 5 paragraaf 8 opdracht 3?
Slide 14 - Open question
Heb je het lesdoel: "ik kan persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden herkennen en gebruiken" gehaald?
đđđđđ
Slide 15 - Poll
Meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is.
Niet in elke zin staat een meewerkend voorwerp.
Slide 16 - Slide
Ik help hem.
Ik zie haar.
Wij geven jullie iets.
Heb je hem een brief geschreven?
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Slide 17 - Drag question
Het meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp is vaak de andere persoon in de zin.
Je kan voor het meewerkend voorwerp 'aan' of 'voor' zetten.
Slide 18 - Slide
Werken aan opdrachten
Lees
De theorie (groene blok) en de opdrachten goed.
Maak
Cursus 5 paragraaf 9 (blz. 220-221) opdracht 1 en 2
Hoe
Opdracht 1 maak je in je eigen schrift voor Nederlands, Opdracht 2 maak je samen met je schoudermaatje. Je mag fluisterend overleggen met je schoudermaatje en vragen stellen aan je docent.