Tijdvak 6: Regenten en vorsten brugklas

Tijdvak 6: Regenten en vorsten brugklas
1 / 29
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Tijdvak 6: Regenten en vorsten brugklas

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

wat is 'het achterland'?
A
het gebied achter de Randstad
B
het gebied dat één haven nodig heeft voor goederen
C
het land aan de andere kant van de zee
D
het land achter de bergen

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

waarom was Amsterdam zo rijk in de Gouden Eeuw
A
er woonden veel mensen
B
er woonden alleen rijke mensen
C
het was een stapelmarkt
D
er woonden alleen buitenlanders

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Amsterdam werd een stapelmarkt. Wat is een stapelmarkt?
A
stapelmarkt is dat spullen werden opgeslagen en later pas doorverkocht
B
stapelmarkt is dat amsterdam spullen doorverkocht
C
stapelmarkt is dat er elke dag markt was
D
stapelmarkt is dat er veel textiel was

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de Oostzeevaart?
A
Handel tussen Nederland en het Oostzeegebied
B
Handel tussen Azië en Amerika
C
Handel tussen Nederland en Scandinavië
D
Handel vanuit de Oostzee

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Waar handelde men in de Oostzeevaart in?
A
Wapens en textiel
B
Specerijen
C
Graan en hout
D
Slaven, goud en zilver

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is moedernegotie?
A
De handel die ervoor zorgt dat er genoeg graan was voor de inwoners van de Republiek.
B
Amsterdam wordt de stapelmarkt en daarmee het centrum van de wereld.
C
Oostzeehandel in graan wordt basis voor handel Republiek. Republiek wordt rijk door Oostzeehandel.
D
De steden in de Republiek beginnen met commerciële nijverheid en boeren met commerciële landbouw.

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Zijn de stellingen goed of fout?
I Een stapelmarkt is hetzelfde als een koopmansbeurs.
II Handelaren ontmoetten elkaar op een stapelmarkt.

A
I en II zijn beide fout.
B
I is goed, II is fout.
C
I en II zijn beide goed.
D
I is fout, II is goed.

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Zijn de stellingen goed of fout?
I Een stapelmarkt betekent dat kooplieden producten in een grachtenpand bewaren.
II Handelaren ontmoetten elkaar op een koopmansbeurs.

A
I en II zijn beide fout.
B
I is goed, II is fout.
C
I en II zijn beide goed.
D
I is fout, II is goed.

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

In welke stad ontstond de eerste koopmansbeurs?
A
Amsterdam
B
Antwerpen
C
Atrecht
D
Brugge

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Waar ligt de Beemster?
A
In Flevoland
B
in Zuid-Holland
C
in Noord-Holland

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Waarom is De Beemster drooggemalen?
A
Om extra land te krijgen.
B
Om uit te proberen of het mogelijk was
C
Het meer was een bedreiging.
D
Alle antwoorden

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer is de Beemster ingepolderd?
A
1701
B
1823
C
1612
D
1934

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions


De VOC werd opgericht in 1602, maar waar staat VOC voor?
A
Verenigde Oostelijke Compagnie
B
Verenigde Oost-Indische Club
C
Verenigde Oostwaartse Compagnie
D
Verenigde Oost-Indische Compagnie

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

De VOC speelde in "de Gouden Eeuw" een belangrijke rol.
Wat was de VOC?
De VOC had een aantal rechten. Wat zijn rechten van de VOC?
A
De VOC was een grote Handelsvereniging en mocht oorlog voeren
B
De VOC was een vereniging van kooplieden en handelaren en mocht verdragen sluiten
C
De VOC was een onderneming waarvan je aandelen kon kopen en mocht forten bouwen
D
De VOC was een beursgenoteerd bedrijf en mocht als enige handel drijven met Azië

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Monopolie
A
overheersing van een kolonie om er geld aan te verdienen
B
het geheel van productie en handel in de wereld
C
alleenrecht
D
mensen of bedrijven die hetzelfde willen bereiken als jij

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Wat was de WIC?
A
Een groot bedrijf dat over een ander bedrijf heerst om eraan te verdienen.
B
Een groot landbouwbedrijf waar een bepaald product verbouwd wordt.
C
Een onderneming die handelt met andere landen in slaven.
D
Een Nederlandse onderneming die handel dreef met Amerika en Afrika.

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Wie was Rembrandt van Rijn?
A
Een kunstenaar die vooral beelden van kleimaakte.
B
Een bekende schilder uit België.
C
Een bekende schilder uit Nederland.
D
Een kunstenaar die vooral dieren schilderde.

Slide 26 - Quiz

EDI-model: Begeleide inoefening 
Goude Eeuw
Hoe noemen we de Gouden Eeuw ook wel?
A
Tijd van Monniken en Ridders
B
Tijd van Steden en Staten
C
Tijd van Ontdekkers en Hervormers
D
Tijd van Regenten en Vorsten

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

De gouden eeuw heette de gouden eeuw omdat..
A
Het een tijdperk was waar iedereen rijk was
B
Omdat het een bloeiperiode was voor de handel/kunsten
C
Omdat er in dit tijdperk tijdens zeevaart veel goud werd gevonden
D
Omdat het het einde betekende van de burgeroorlog

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Gouden Eeuw
Welk woord hoort NIET bij de Gouden Eeuw?
A
rijkdom
B
kunst
C
koninkrijk
D
oorlog

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions