quiz h3 de Gouden eeuw

Quiz

Hoofdstuk 3: de Gouden Eeuw
1 / 22
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Quiz

Hoofdstuk 3: de Gouden Eeuw

Slide 1 - Slide

Gouden Eeuw was de
A
15e eeuw
B
16e eeuw
C
17e eeuw
D
18e eeuw

Slide 2 - Quiz

In de Gouden Eeuw waren de meeste Nederlanders
A
Lutheranen
B
Calvinisten
C
Rooms-katholieken
D
Anglicanen

Slide 3 - Quiz

Wat wordt er met het begrip Republiek bedoeld?

A
Naam van Nederland in de 16e t/m de 18e eeuw.
B
Staat zonder vorst zoals een koning of een keizer.
C
Ergens tegen in opstand komen.
D
Als burgers wetten maken en niet een vorst.

Slide 4 - Quiz

Waarom was de Nederlandse Republiek in de Gouden Eeuw bijzonder?
A
Het ging met de handel goed
B
We waren een Republiek
C
Er was godsdienstvrijheid
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 5 - Quiz

Wie hadden de meeste macht in de Nederlandse Republiek?
A
De koning en zijn hofhouding
B
De regenten uit rijke families
C
De hardwerkende mannen en vrouwen
D
De Staten-Generaal

Slide 6 - Quiz

Wie had in de Republiek de functie van legerleider?
A
De stadhouder
B
De raadspensionaris

Slide 7 - Quiz

Raadspensionaris ( 2 antwoorden)
A
opperbevelhebber Staatse leger
B
hoofd van Staten-Generaal
C
benoemt regenten
D
bepaalt militair beleid

Slide 8 - Quiz

Welke handel bracht het meest op voor de Nederlanden in de 17e eeuw?
A
VOC
B
WIC
C
Oostzeevaart
D
Noordzeehandel

Slide 9 - Quiz

Wat is de Oostzeevaart?
A
Handel tussen Nederland en het Oostzeegebied
B
Handel tussen Azië en Amerika
C
Handel tussen Nederland en Scandinavië
D
Handel vanuit de Oostzee

Slide 10 - Quiz

Zijn de stellingen goed of fout?
I Een stapelmarkt betekent dat kooplieden producten in een grachtenpand bewaren.
II Handelaren ontmoetten elkaar op een koopmansbeurs.

A
I en II zijn beide fout.
B
I is goed, II is fout.
C
I en II zijn beide goed.
D
I is fout, II is goed.

Slide 11 - Quiz

Als je eerst geld investeert, om daarna winst te maken noem je dat ....
A
Driehoekshandel
B
Piraterij
C
Handelskapitalisme
D
Kaapvaart

Slide 12 - Quiz

In welk jaar werd de VOC opgericht?
A
1601
B
1602
C
1701
D
1702

Slide 13 - Quiz

VOC staat voor
A
Vereniging Oost-Indische Compagnie
B
Verenigde Oost-Indie Compagnie
C
Verenigde Oost-Indische Compagnie
D
Verenigde Oost-Indische Campagne

Slide 14 - Quiz

Waarom was kaapvaart belangrijk voor de Republiek?
A
De Republiek verdiende veel geld met de slavenhandel
B
Nederlanders pikten Spaanse bezittingen en betaalden daar de oorlog tegen Spanje mee
C
De Republiek kon zo grondgebied veroveren in Amerika
D
De kaapvaart was helemaal niet belangrijk

Slide 15 - Quiz

Waar staat (WIC) voor?
A
Wereldwijde champagne
B
West-Indische Compagnie
C
Westindischecompagne
D
West Indische WC

Slide 16 - Quiz

De trans-Atlantische slavenhandel was onderdeel van de
A
VOC
B
Handelskapitalisme
C
Driehoekshandel
D
WIC

Slide 17 - Quiz

WIC is opgericht in
A
1702
B
1602
C
1721
D
1621

Slide 18 - Quiz

Wat is het grootste verschil tussen de VOC en de WIC?
A
De WIC deed aan slavenhandel
B
De VOC deed aan kaapvaart
C
De WIC ging richting het Oosten
D
De VOC werd later opgericht dan de WIC

Slide 19 - Quiz

Op het bekendste schilderij uit de Gouden Eeuw: de Nachtwacht, staan mensen van de .... afgebeeld
A
Schutterij
B
Staten-Generaal
C
Staten van Holland
D
Statenbijbel

Slide 20 - Quiz

Wat hield de gewetensvrijheid van de Republiek in?
A
Katholieken mochten hun geloof (in het verborgene) belijden; hun kerk was echter verboden
B
Katholicisme was verboden
C
Katholieken mochten overheidsbeambten bekleden
D
Katholieken kregen de kans om zich om te dopen tot protestant

Slide 21 - Quiz

Was de Gouden Eeuw een oorzaak of een gevolg van de tolerantie in de Republiek?
A
Oorzaak
B
Gevolg

Slide 22 - Quiz