This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Today
Hand in homework
stairs of comparison
your turn!
Quiz
Homework
Slide 2 - Slide
Hand in homework
Lever je poster over Nederland en plaats naar keuze in!
Slide 3 - Slide
Trappen van vergelijking
Om mensen of dingen te beschrijven gebruiken we speciale woorden. Dit noemen we bijvoegelijke naamwoorden.
Dit is bijvoorbeeld:
small
old
big
strong
Slide 4 - Slide
Trappen van vergelijking
Deze woorden kun je ook gebruiken om mensen en dingen te vergelijken. Dit noemen we de vergrotende en overteffende trap.
Meestal krijgt de vergrotende trap -er achter het bijvoegelijke naamwoord
de overtreffende trap krijgt vaak -est achter het bijvoegelijk naamwoord.
Slide 5 - Slide
Trappen van vergelijking
Meestal krijgt de vergrotende trap -er achter het bijvoegelijke naamwoord
de overtreffende trap krijgt vaak -est achter het bijvoegelijk naamwoord.
I am smart.
You are smarter.
Devin is the smartest
Slide 6 - Slide
Trappen van vergelijking
Slide 7 - Slide
Trappen van vergelijking
Bijvoegelijknaamwoorden met 3 lettergrepen of meer krijgen in de vergrotende trap more en in de overtreffende trap most voor het bijvoegelijke naamwoord.
Beautiful
more beautiful
most beautiful
Slide 8 - Slide
Trappen van vergelijking
Als laatste zijn er een aantal bijvoeglijke naamwoorden die onregelmatig zijn.
Deze woorden hebben een heel ander woord voor de vergrotende en overtreffende trap.
Good
Better
Best
Slide 9 - Slide
old →______ → _______
Slide 10 - Open question
Bad →______ → _______
Slide 11 - Open question
difficult →______ → _______
Slide 12 - Open question
Big →______ → _______
Slide 13 - Open question
easy →______ → _______
Slide 14 - Open question
Your turn!
Maak opdracht 26 en 27.
opdracht 26: Maak korte zinnen met een vergrotende trap en een overtreffende trap.
Opdracht 27: Lees de tekst goed door! Vul daarna de juiste vorm (vergrotend of overtreffende trap) op van het woord tussen haakjes.