MK1B Trappen van vergelijking

1 / 16
next
Slide 1: Slide
Middelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Today
  • Hand in homework
  • stairs of comparison 
  • your turn!
  • Quiz
  • Homework

Slide 2 - Slide

Hand in homework
Lever je poster over Nederland en plaats naar keuze in!

Slide 3 - Slide

Trappen van vergelijking
  • Om mensen of dingen te beschrijven gebruiken we speciale woorden. Dit noemen we bijvoegelijke naamwoorden. 
  • Dit is bijvoorbeeld:
  • small
  • old
  • big
  • strong

Slide 4 - Slide

Trappen van vergelijking
  • Deze woorden kun je ook gebruiken om mensen en dingen te vergelijken. Dit noemen we de vergrotende en overteffende trap.
  • Meestal krijgt de vergrotende trap -er achter het bijvoegelijke naamwoord
  • de overtreffende trap krijgt vaak -est achter het bijvoegelijk naamwoord.

Slide 5 - Slide

Trappen van vergelijking
  • Meestal krijgt de vergrotende trap -er achter het bijvoegelijke naamwoord
  • de overtreffende trap krijgt vaak -est achter het bijvoegelijk naamwoord.
  • I am smart.
  • You are smarter.
  • Devin is the smartest

Slide 6 - Slide

Trappen van vergelijking

Slide 7 - Slide

Trappen van vergelijking
  • Bijvoegelijknaamwoorden met 3 lettergrepen of meer krijgen in de vergrotende trap more en in de overtreffende trap most voor het bijvoegelijke naamwoord.
  • Beautiful
  • more beautiful
  • most beautiful

Slide 8 - Slide

Trappen van vergelijking
  • Als laatste zijn er een aantal bijvoeglijke naamwoorden die onregelmatig zijn.
  • Deze woorden hebben een heel ander woord voor de vergrotende en overtreffende trap.
  • Good
  • Better
  • Best

Slide 9 - Slide

old →______ → _______

Slide 10 - Open question

Bad →______ → _______

Slide 11 - Open question

difficult →______ → _______

Slide 12 - Open question

Big →______ → _______

Slide 13 - Open question

easy →______ → _______

Slide 14 - Open question

Your turn!
  • Maak opdracht 26 en 27.
  • opdracht 26: Maak korte zinnen met een vergrotende trap en een overtreffende trap.
  • Opdracht 27: Lees de tekst goed door! Vul daarna de juiste vorm (vergrotend of overtreffende trap) op van het woord tussen haakjes.

Slide 15 - Slide

Homework
Thursday 30th of January
Maken opdracht 26 en 27
Leren woorden A t/m I

Slide 16 - Slide