peul - 3H - Trappen van vergelijking

Trappen van vergelijking
1 / 23
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Trappen van vergelijking

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Handboek Seite 44,45
klein   kleiner   kleinst     het kleinst= am kleinst+ en

stam op d t of sisklank bij overtreffende trap +e;* nettest
                                                                          * am nettesten
uitzonderingen goed leren
oef  8 en 9 op blz 44 maken.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen 1/2
kennen
1. Je kunt de vergrotende trap maken.

2. Je kunt de overteffende trap maken.

3. Je kunt de overtreffende trap bij bijvoeglijk naamwoorden op -d, -t en -s maken.

4. Je weet wanneer je een Umlaut plaats bij de vergrotende en overtreffende trap plaatst.


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

1/3 Meine Großeltern leben [het liefst] in der Stadt.
A
am lieber
B
am liebsten
C
liebsten
D
am Liebsten

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

2/3 Ihr Auto ist [geel] als sein Auto!
A
gelb
B
gëlber
C
gelber
D
am gelbsten

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

3/3 Das Rathaus ist viel [nah] als die Oper.

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Leerdoelen 2/2
kennen/kunnen
5. Je kent en kunt minstens twee bijvoeglijke naamwoorden maken die een eigen vorm hebben. 

6. Je kan personen, dieren of dingen met elkaar vergelijken.


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

1/3 Frankfurt ist groß. Hamburg ist größer. Berlin ist [het grootst].

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

2/3 Wir möchten lieber zu Fuß gehen. Man sieht dann [veel dan ] mit dem Bus.

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Leerdoelen 1/2
kennen / kunnen

1. Je kunt de vergrotende trap maken.

2. Je kunt de overteffende trap maken.

3. Je kunt de overtreffende trap bij bijvoeglijk naamwoorden op -d, -t en -s maken.

4. Je weet wanneer je een Umlaut plaats bij de vergrotende en overtreffende trap plaatst.

Leerdoelen 2/2
kunnen

5. Je kent en kunt minstens twee bijvoeglijke naamwoorden maken die een eigen vorm hebben. 

6. Je kan personen, dieren of dingen met elkaar vergelijken.


Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Nog even kort
  • trappen van vergelijking
  1. stellende trap 
  2. vergrotende trap ...+er
  3. overtreffende trap: am ...+sten

  • Één lettergreep met A U t O in de stam --> UMLAUT

  • -d, -t of -s-klank am ....+esten

  • uitzonderingen

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Sie läuft (net zo snel als) du
A
genau so schnell als
B
genau so schnell wie
C
genau so wie

Slide 18 - Quiz

wie bij     so  als dit ervoor staat
Wir laufen (even) schnell
A
eben
B
gleich
C
genau so schnell
D
am schnellsten

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wer ist der (snellere)..Läufer ?
A
schneller
B
schnellere
C
schnellsten
D
schnelle

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wer ist das (aardigste) Mädchen der Klasse?
A
nett
B
netteste
C
netter
D
am nettesten

Slide 21 - Quiz

nettest +e van bijv naamwoord
Wer hat das (nieuwste)....Buch gekauft ?
A
neuest
B
am neuesten
C
neueste
D
neue

Slide 22 - Quiz

extra e na klinker stam op d/t sisklank
dunkel- .........am dunkelsten
A
dunkel
B
dunkler

Slide 23 - Quiz

bijv nw eindigt op el/ er en ervoor tweeklank   

dan vervalt  de e in  vergrotende trap

Seite 98