3HD 27-10-2020



English

1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson



English

Slide 1 - Slide

Learning objectives
At the end of this lesson you can:

1. Understand what went right/wrong on your test

2. Give your opinion on creativity

3. Explain what upcycling is

Slide 2 - Slide

Answers: A
1. doel 
2. nowadays 
3. convinced 
4. tool 
5. common 
6. to draw attention to 
7. VB: Pete is very wealthy and he lives in a big house.
8. VB: The weather at the festival was great, unlike last year.

Slide 3 - Slide

Answers: B
1. feature
2. despite
3. capture
4. hand in 
5. alternative
6. notorious
7. Authentic: It means real, the other words describe positive feelings.
8. Manor: a manor is a big house, the other words describe people.

Slide 4 - Slide

Past Simple vs. Past Continuous
Past Simple
  • Als iets in het verleden gebeurt is en het is belangrijk wanneer.



  • Regelmatige werkwoorden -ed
  • Onregelmatige werkwoorden hebben een eigen vorm
    (break, broke, broken)
  • Bij ontkennende en vragende zinnen: Did/Didn't + hele werkwoord
Past Continuous
  • Als je zegt wat er op een bepaald moment in het verleden aan de gang was;
  • Wat je toen aan het doen was

  • To be (was/were) + werkwoord + ing

    Past ContINGuous

Slide 5 - Slide

Answers: C
1. walked (PS) 
2. was working (PC)
3. were ... driving (PC)
4. called (PS)
5. VB: Yesterday Kim and Sue played football with their friends.
6. VB: John was doing the dishes while Steve was walking the dog.

Slide 6 - Slide

Past Simple vs. Present Perfect
Past Simple
  • Als iets in het verleden gebeurt is en het is belangrijk wanneer.



  • Regelmatige werkwoorden -ed
  • Onregelmatige werkwoorden hebben een eigen vorm
    (break, broke, broken)
  • Bij ontkennende en vragende zinnen: Did/Didn't + hele werkwoord
Present Perfect
  • Als iets in het verleden is gebeurd en het is niet belangrijk wanneer
  • Als iets in het verleden is begonnen en nog steeds doorgaat
  • Als iets in het verleden is gebeurd waarvan je nu resultaat ziet
  • Als iets net of nog niet is gebeurd

  • Have/Has + Voltooid Deelwoord
    * Regelmatige werkwoorden -ed
     
    * Onregelmatige werkwoorden  hebben een eigen vorm
    (break, broke, broken)

Slide 7 - Slide

Answers: D
1. cut (PS)
2. has worn (PP)
3. was (PS) 
4. enjoyed (PS)
5. I have lived in Newcastle since November 2016
6. Have you just arrived in London? 
7. Sarah (dus A), has lived = present perfect, dit geeft aan dat zij nog steeds in Japan woont --> (iets dat in het verleden gebeurde en nog doorgaat)

Slide 8 - Slide

Answers: E
1. called (PS) 
2. didn't pick up (PS)
3. were ... doing (PC)
4. was working out (PC)
5. have ... felt (PP)
6. have ... liked (PP)
7. started (PS)
8. have played (PP)
9. VB: I moved to LA three years ago and I have lived there ever since. 
10. I was doing my homework when my sister called

Slide 9 - Slide

Answers: F
1. That shop used to be a school
2. Paul used to play hockey
3. Anita used to listen to music a lot / often
4. VB: I used to eat a lot of chocolate when I was young.
5. VB: I used to watch Dora.

Slide 10 - Slide

Used to + hele WW
Je gebruikt used to + hele werkwoord om te zeggen wat er vroeger altijd gebeurde (dus nu niet meer).

* We used to go on a holiday in Spain,
but now we always go to Italy.
* He used to shave his beard, but now he looks like Gandalf.
* He used to be bad at Fortnite, but now he's a pro.

Slide 11 - Slide

Answers: F
1. That shop used to be a school
2. Paul used to play hockey
3. Anita used to listen to music a lot / often
4. VB: I used to eat a lot of chocolate when I was young.
5. VB: I used to watch Dora.

Slide 12 - Slide

Answers: G
1. ø --> (algemene verwijzing)
2. the --> (specifieke verwijzing)
3. a --> (uitdrukking)
4. VB: Yesterday I had a cup of tea.
5. VB: I like ø spring the most. 

Slide 13 - Slide

Answers: H
1. Please can you give me some more information about this.
2. Let me tell you a bit more about this photo.
3. The story here is that I'd rather create my own designs. 
4. The thing is that we always got together on Sunday mornings.
5. Back then, soap was very expensive.
6. VB: When I was small I used to play football with my friends during the weekends.
7. VB: I did that because I liked the game and I also liked hanging out with my friends.
8. 1. "I was doing my homework" -- Hij was bezig met het maken van zijn huiswerk
(toen er iets gebeurde). 
9. "I was trying to get the new light to work" -- Hij was bezig om de lamp aan de praat te krijgen (toen zijn vader binnenkwam)

Slide 14 - Slide

1. What is creativity?
2. Are you creative (yes/no) why?
3. What do you think upcycling is?

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Video


Exercise 1, 2 & 3

Slide 17 - Slide

Learning objectives
At the end of this lesson you can:

1. Understand what went right/wrong on your test

2. Give your opinion on creativity

3. Explain what upcycling is

Slide 18 - Slide

Past Simple
Je gebruikt de Past Simple als iets in het verleden is gebeurd en het belangrijk is wanneer dit is gebeurd.
* In de zin staan dingen als: last night, in 2015,  this morning, last weekend

- Bij regelmatige werkwoorden eindigt het op -ed
- Onregelmatige werkwoorden hebben een eigen vorm

* Bij ontkennende en vraagzinnen gebruik je: Did/Didn't + hele werkwoord

Slide 19 - Slide

Past Continuous
Je gebruikt de Past Continuous als je zegt wat er op een bepaald moment aan de gang was OF wat je toen aan het doen was.

Je maakt de Past Continuous: 
- to be (was/were) + werkwoord + ing

Ezelsbruggetje: 
Past ContINGuous


Slide 20 - Slide

Present Perfect
Je gebruikt de Present Perfect als: 
1. Iets in het verleden is gebeurd en het niet belangrijk is wanneer
2. Iets in het verleden is begonnen en nog steeds doorgaat. (Since, for, in)
3. Iets in het verleden is gebeurd waarvan je nu het resultaat ziet. 
4. Iets net of iets nog niet is gebeurd.  (Just, lately, recently, yet)

- Have/Has + Voltooid Deelwoord

- Bij regelmatige werkwoorden eindigt het op -ed
- Onregelmatige werkwoorden hebben een eigen vorm


* SHIT-S: Bij she/he/it gebruik je has. 



Slide 21 - Slide

Articles
Geen 'the' als je in het algemeen verwijst naar:
- Publiek gebouw 
- Een jaargetijde
- Een maaltijd
Bij de uitdrukkingen:
- To be at ø work
- To go by ø car 
- To dress in ø white

WEL 'the' als je in het specifiek verwijst naar: 
- Publiek gebouw
- Een jaargetijde
- Een maaltijd
- Na play als je het hebt over muziekinstrumenten
- Bij bepaalde uitdrukkingen: the sooner, the better

Geen a of an
Bij een beroep dat 1 iemand doet (president, koning etc.)

WEL a of an
- Bij een beroep dat meer mensen doen
- Bij nationaliteiten
- Bij religies

Bij de volgende uitdrukkingen: 
- One mile an hour 
- To be in a hurry
- Without a ticket / trace / job


Slide 22 - Slide