S13 - Het persoonlijk, bezittelijk en aanwijzend voornaamwoord

S13 - Het persoonlijk, bezittelijk en aanwijzend voornaamwoord
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

S13 - Het persoonlijk, bezittelijk en aanwijzend voornaamwoord

Slide 1 - Slide

Doelen
  1. Je kunt een persoonlijk voornaamwoord herkennen en gebruiken.
  2. Je kunt een bezittelijk voornaamwoord herkennen en gebruiken.
  3. Je kunt de verschillende aanwijzende voornaamwoorden herkennen.
  4. Je kunt in elke situatie het juiste aanwijzende voornaamwoord gebruiken.
  5. Je kunt bepalen of een voornaamwoord zelfstandig of bijvoeglijk gebruikt wordt.

Slide 2 - Slide

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
A
Mijn, jouw, haar, uw, ons, jullie etc.
B
Ik, jij, hij, zij, wij, jullie etc.
C
Het wijst iets aan: deze, die, dit en dat
D
Het plakt twee zinnen aan elkaar.

Slide 3 - Quiz

Zij heeft aan hem verkering gevraagd.

Het persoonlijk voornaamwoord is /
de persoonlijke voornaamwoorden zijn ...
A
Zij
B
Zij, aan
C
hem
D
zij, hem

Slide 4 - Quiz

Weet je nog wat bezittelijke voornaamwoorden zijn? Zoek het bezittelijk voornaamwoord.
A
hem
B
ik
C
wij
D
mijn

Slide 5 - Quiz

Weet je nog wat aanwijzende voornaamwoorden zijn? Zoek het aanwijzend voornaamwoord.
A
voor
B
deze
C
hun
D
hier

Slide 6 - Quiz

Voornaamwoorden
Een woord dat het zelfstandig naamwoord vervangt waarover gesproken wordt, noemen we een voornaamwoord. Het staat 'voor' (in de plaats van) een naamwoord.

Slide 7 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden
Een persoonlijk voornaamwoord is een woord dat verwijst naar een levend wezen.

Slide 8 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is.



Slide 9 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden
Voorbeeld: 
Is het jouw werk (= bijvoeglijk) of het hare (= zelfstandig)?

(!) Let in de 2de persoon enkelvoud goed op of je een persoonlijk of een bezittelijk voornaamwoord hebt: u vs. uw, jou vs. jouw

Wat doet u (= persoonlijk) met uw fiets (= bezittelijk)?
Ik hoop voor jou (= persoonlijk) dat je jouw (= bezittelijk) spullen vindt.

Slide 10 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord 
Een aanwijzend wijst iets of iemand aan: deze, dit, die en dat.




Voorbeelden:
Wil je deze koek (= bijvoeglijk) of die (= zelfstandig)?
Dit hondje (= bijvoeglijk)? Heb je dat (= zelfstandig) gisteren gezien?


Slide 11 - Slide

Is 'hij' een persoonlijk voornaamwoord?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

Zij kamt haar haar voor de spiegel.

Het persoonlijk voornaamwoord is... /
De persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, haar
C
Zij, haar, haar
D
haar

Slide 13 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord
A
hij
B
die
C
welke
D
hem

Slide 14 - Quiz

Ik heb ze van Marie geleend.

Het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn ...
A
ik
B
ze
C
Marie
D
ik / ze

Slide 15 - Quiz

Haar is altijd een persoonlijk voornaamwoord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Het boek is van mij
Mijn speelgoed
Hun tassen
Ik schrijf hun een brief
Jouw zus
De hond is van jou

Slide 17 - Drag question

persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
jullie
me
je
haar
hij
uw
ons
ze
hun
zijn
jouw
hem

Slide 18 - Drag question

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Deze
Hij
Zijn
Dat
Het
Hun
Mijn
Die

Slide 19 - Drag question

bezittelijk voornaamwoord
Doet
jullie
computer
ook
zo
raar?
Hun
auto
is
duurder

Slide 20 - Drag question