Leerjaar 2 - onregelmatige werkwoorden (ir, cerrar, venir, jugar, dormir, hacer)
1 / 22
Lesson duration is: 45 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Spaanse woorden
Slide 5 - Mind map
la iglesia betekent: de kerk
A
GOED
B
FOUT
Slide 6 - Quiz
el cine betekent: de bioscoop
A
GOED
B
FOUT
Slide 7 - Quiz
el jardinero betekent: de tuinman
A
GOED
B
FOUT
Slide 8 - Quiz
a la izquierda de betekent: rechts van
A
GOED
B
FOUT
Slide 9 - Quiz
correr betekent: zien
A
GOED
B
FOUT
Slide 10 - Quiz
nadar betekent: zwemmen
A
GOED
B
FOUT
Slide 11 - Quiz
Wat is de betekenis van ENVIAR?
A
versturen
B
wandelen
C
lenen
D
zwemmen
Slide 12 - Quiz
Wat betekent GEEN IDEE HEBBEN in het Spaans?
A
ni tener no idea
B
no tener idea
C
no tener ni idea
D
tener no idea
Slide 13 - Quiz
Wat betekent het werkwoord ESTAR SENTADO?
A
voelen
B
menen
C
hebben
D
zitten
Slide 14 - Quiz
Wat is er fout aan dit woord?
EL POLIDEPORTIVIO
EL POLIDEPORTIVIO
Slide 15 - Open question
Wat is er fout aan dit woord?
LA OBRE DE ARTA
LA OBRE DE ARTA
Slide 16 - Open question
Wat is er fout aan dit woord?
AL DERECHA DE
AL DERECHA DE
Slide 17 - Open question
¿Qué has aprendido?
Slide 18 - Mind map
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
6. ¿..... (.......)________ .......?
