Het betrekkelijk voornaamwoord 'die' gebruik je voor 'de-woorden'. Het betrekkelijk voornaamwoord 'dat' gebruik je voor 'het-woorden'. 'Wat' gebruik je voor verwijzen naar een onbepaald voornaamwoord (alles, iets, niets, veel), een overtreffende trap (Het beste wat we voor u hebben...) of een hele zin (We gaan vanavond met zijn allen uit, wat altijd heel gezellig is.).