3.7: grammatica zinsdelen

3.7: grammatica zinsdelen
Planning: 
1. Lezen
2. Uitleg
3. Werken aan opdrachten
Doel: Aan het einde van de les weet je wat een nevenschikkende of onderschikkende samengestelde zin is.
Huiswerk: 3.9 online 

1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

3.7: grammatica zinsdelen
Planning: 
1. Lezen
2. Uitleg
3. Werken aan opdrachten
Doel: Aan het einde van de les weet je wat een nevenschikkende of onderschikkende samengestelde zin is.
Huiswerk: 3.9 online 

Slide 1 - Slide

Vandaag H3c
Planning: 
1. Lezen
2. Toetsbespreking
3. Uitleg + oefening 3.7
4. Aan de slag

Slide 2 - Slide

Lekker lezen..!
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Toetsbespreking
Lezen: 1.3, 2.3, 3.3

Slide 4 - Slide

Instapopdracht
Wat
Maak opdr. 1 op pagina 219 van 3.7
Hoe
Individueel, in stilte
Hulp
geen
Tijd
Ongeveer vijf minuten
Uitkomst
Deze leerstof komt terug in de uitleg/verwerking
Klaar
Hierna gaan we verder met de les

Slide 5 - Slide

Samengestelde zin
  • Twee hoofdzinnen (nevenschikking)
  • Een hoofdzin en een bijzin (onderschikking)

Slide 6 - Slide

De samengestelde zin
- hoofdzin + hoofdzin
- Zijn twee enkelvoudige zinnen aan elkaar geplakt.
- Er staan twee persoonsvormen in. 
- Dit heet ook wel een nevenschikking.
- De hoofdzinnen worden gekoppeld door voegwoorden als: want, maar, en, of, dus.
- Als je het voegwoord weghaalt, houd je twee correcte zinnen over.

 
Ik loop graag, maar mijn vriend gaat liever op de fiets.
1. Ik loop graag
2. Mijn vriend gaat liever met de fiets. 

Slide 7 - Slide

Hoofdzin + bijzin
  • Voegwoord staat aan het begin van de bijzin
  • Voegwoorden zoals: omdat, toen, sinds, hoewel, voordat, terwijl, dat, etcetera
  • Hoofdzin + bijzin of bijzin + hoofdzin
  • Als je het voegwoord weghaalt, houd je geen correcte zin over (je moet dan de volgorde veranderen)
  • Je kunt woorden tussen de persoonsvorm en het onderwerp inzetten 
  • Dit heet ook wel een onderschikking.

Slide 8 - Slide

Hoe kun je zien of het een nevenschikkende of onderschikkende zin is? Kijk naar de voegwoorden!
Nevenschikkende voegwoorden
1. maar
2. en
3. want
4. dus
5. of 
Onderschikkende voegwoorden
1. omdat                          10. voordat
2. dat                                11. hoewel
3. zodat                            12. terwijl
4. daar
5. als
6. terwijl
7. toen
8. sinds
9. of

Slide 9 - Slide

Ik ga vanavond vroeg naar bed, omdat ik moe ben.
A
Hoofdzin + bijzin
B
Hoofdzin + hoofdzin

Slide 10 - Quiz

Ik ga vanavond vroeg naar bed, omdat ik moe ben

Hoofdzin + bijzin

  1. Voegwoord staat aan het begin van de bijzin
  2. Voegwoorden zoals: omdat, toen, sinds, hoewel, voordat, terwijl, dat, etcetera
  3. Als je het voegwoord weghaalt, houd je geen correcte zin over (je moet dan de volgorde veranderen) 
  4. Je kunt woorden tussen de persoonsvorm en het onderwerp inzetten 

Slide 11 - Slide

Ik denk dat ik dit weekend ga wandelen.
A
Hoofdzin + bijzin
B
Hoofdzin + hoofdzin

Slide 12 - Quiz

Ik denk dat ik dit weekend ga wandelen.

Hoofdzin + bijzin

  1. Voegwoord staat aan het begin van de bijzin
  2. Voegwoorden zoals: omdat, toen, sinds, hoewel, voordat, terwijl, dat, etcetera
  3. Als je het voegwoord weghaalt, houd je geen correcte zin over (je moet dan de volgorde veranderen) 
  4. Je kunt woorden tussen de persoonsvorm en het onderwerp inzetten 

Slide 13 - Slide

Je krijgt kramp, omdat je te weinig conditie hebt.
A
Hoofdzin + bijzin
B
Hoofdzin + hoofdzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 14 - Quiz

We gaan even winkelen en daarna pikken we een terrasje.
A
Hoofdzin + bijzin
B
Hoofdzin + hoofdzin
C
Bijzin + hoofdzin

Slide 15 - Quiz

Als het warme weer aanhoudt, mogen boeren niet meer beregenen.
A
Hoofdzin + bijzin
B
Hoofdzin + hoofdzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 16 - Quiz

Ik heb weinig tijd, maar jij kunt al beginnen.
A
Hoofdzin + bijzin
B
Hoofdzin + hoofdzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 17 - Quiz

Niemand kon me vertellen hoe het ongeluk gebeurd was.
A
Hoofdzin + bijzin
B
Hoofdzin + hoofdzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 18 - Quiz

Toen onze schuur in brand stond, belden de buren 112.
A
Hoofdzin + bijzin
B
Hoofdzin + hoofdzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 19 - Quiz

                   Aan de slag
timer
15:00
Wat
Maak opdracht 3 t/m 6 van 3.7 Grammatica zinsdelen
Hoe
Eerst vijf minuten individueel, daarna fluisterend overleggen
Hulp
Help elkaar of kom langs m'n bureau 
Tijd
Tot het einde van de les
Uitkomst
Je snapt wat een nevenschikking en onderschikking is.
Klaar
Lees in je leesboek

Slide 20 - Slide

Samenvatting van de les
Jij
  • ... weet wat de samengestelde zin in nevenschikking en onderschikking is.

Huiswerk
  • Maak opdracht 3 t/m 6 van 3.7 Grammatica zinsdelen
  • Maak 3.9, opdr. 1 t/m 9 p. 236 - 241 voor volgende week dinsdag 18 februari.

Volgende les: 
  • nakijken van het huiswerk
  • de beknopte bijzin

    Slide 21 - Slide

    Slide 22 - Link

    Slide 23 - Link

    Slide 24 - Link

    De beknopte bijzin
    Doel: je begrijpt wat een beknopte bijzin is en weet dat er drie verschillende soorten bijzinnen zijn:
    1. (om) te + infinitief
    2. met een tegenwoordig deelwoord
    3. met een voltooid deelwoord

    Slide 25 - Slide

    Wat is het?
     - is een bijzin zonder onderwerp en persoonsvorm.

    Je hebt verschillende soorten beknopte bijzinnen. 
    1. met (om) te + infinitief
    2. tegenwoordig deelwoord
    3. voltooid deelwoord

    Slide 26 - Slide