5.4: Meer genen in het spel Deel 1

5.4: Meer genen in het spel
1 / 18
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

5.4: Meer genen in het spel

Slide 1 - Slide

Programma
  • Leerdoelen
  • Bibliotheektijd
  • Instructie met controle vragen
  • Verwerken

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  1. Je kunt de theorie van Mendel toepassen 
  2. Je kunt een niet gekoppelde dihybride kruising uitvoeren

Slide 3 - Slide

Bibliotheektijd
Lezen blz. 159 - 161 (tot gekoppelde overerving)
bestudeer bron 13
timer
6:00

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Doornemen
Ga naar onderstaande site en neem de slides door. Kom daarna weer terug naar deze les. 

https://biologiepagina.nl/Flashfiles/Ispring/6Dihybrideongekoppeld.htm

Slide 6 - Slide

Extra uitleg nodig?
Bekijk de video op de volgende slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Bij bananenvliegjes is het allel Q dominant over het allel q. Het allel R is dominant over het allel r. De genen zijn niet gekoppeld.

Bij welke van onderstaande kruisingen kunnen individuen ontstaan die homozygoot zijn voor beide recessieve allelen?
A
Qqrr x QQrr
B
QqRr x qqRR
C
qqRR x QQrr
D
QqRr x qqRr

Slide 9 - Quiz

Het genotype van een individu is EeFfGGHh.

Hoeveel verschillende geslachtscellen kan dit individu maken?
A
2
B
4
C
8
D
16

Slide 10 - Quiz

Van een dihybride kruising met 2 cavia's: AABB x aabb
(A = zwart, a = wit, B = ruw, b = glad) worden de F1 dieren onderling gekruist.

In de F2 is het gedeelte dat zwart en ruwharig is:
A
1/16
B
3/16
C
9/16
D
3/4

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Twee heterozygote zwarte ruigharige cavia's paren verscheidene keren met elkaar. Onder hun nakomelingen bevinden zich een wit ruigharig dier en een wit gladharig dier.

Wat zal theoretisch de verhouding zijn tussen witte ruigharige en witte gladharige dieren van deze nakomelingenschap?
A
wit ruigharig : wit gladharig = 1 : 1
B
wit ruigharig : wit gladharig = 3 : 1
C
wit ruigharig : wit gladharig = 1 : 3
D
wit ruigharig : wit gladharig = 9 : 1

Slide 13 - Quiz

vraag:

Een bepaalde plantensoort heeft drie allelen voor de bloemkleur:
De dominante allelen E(r) voor rood en E(b) voor blauw en het recessieve allel e voor wit. Een plant met het genotype E(r) E(b)heeft paarse bloemen.
Er zijn bij deze plantensoort twee allelen voor bloemgrootte:
het dominante allel G voor grote bloemen en het recessieve allel g voor kleine bloemen.

Een kruising van twee individuen levert talrijke nakomelingen op met acht verschillende fenotypen; 75% van de nakomelingenschap is grootbloemig. Wat zijn de fenotypen van de met elkaar gekruiste individuen?
Kies uit:
A. paars-grootbloemig en paars-grootbloemig
B. paars-grootbloemig en wit-kleinbloemig
C. rood-grootbloemig en blauw-grootbloemig
D. rood-grootbloemig en wit-kleinbloemig
Geef je antwoord op de volgende slide!

Slide 14 - Slide

Antwoord vorige slide
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 15 - Quiz

Dus het juiste antwoord is:

C. Rood-grootbloemig x Blauw-grootbloemig.

Slide 16 - Slide

Verwerken
  • Ga naar de planner op It's Learning en maak de opdrachten die horen bij het leerdoel:  Niet gekoppelde-dihybride kruisingen uitvoeren (paragraaf 5.4 of zie volgende slide)
    -> Basis: in ieder geval
    -> Extra hulp: als je denkt de leerdoelen nog niet te beheersen.
    -> Verdieping: bij uitdaging of ter oefening van toets/examenvragen.
  • Kijk de gemaakte opdrachten ook na. De antwoorden staan onder bronnen (hoofdstuk 5).
  • Mail je vragen naar je docent of maak gebruik van het chat-uurtje.

Slide 17 - Slide

Leerdoelen
  1. Je kunt de theorie van Mendel toepassen 
  2. Je kunt een niet gekoppelde dihybride kruising uitvoeren

Slide 18 - Slide